jaargang 16 nummer 4 december 1998

* * *


NI'JLUUSN VAN VROGGER ______________________________________________________

Historische vereniging in gemeente Nieuwleusen

Kwartaalblad voor de geschiedenis van Nieuwleusen

(Volledige colofon als afbeelding aan het eind van iedere jaargang)

DE FAMILIE PALTHE EN NIEUWLEUSEN,
EEN RELATIE VAN 175 JAAR.



In beeld gebracht aan de hand van
de herinneringen van
mevrouw T. G. de Kempenaer-van Wulfften Palthe
en andere bronnen,

samengesteld door
Gees Bartels-Martens.




ISSN 1384-0940

Deze uitgave is nummer 4 van de 16e jaargang van het kwartaalblad van de Historische Vereniging "Ni'jluusn van vrogger".

Nieuwleusen, december 1998, "Ni'jluusn van vrogger"


* * *

Inleiding _________________________________________________________

In het kwartaalblad van "Ni'jluusn van vrogger" 1993 nummer 4 is een artikel geplaatst over Gulia Palthe en in 1996 nummer 2 werd haar stamboom behandeld. Nu zijn we weer in de geschiedenis van haar leven gedoken omdat de conservator van het Palthe-Huis te Oldenzaal, de heer
R. A. Olde Dubbelink, tijdens de opening van museum Palthehof op 3 april 1998 in zijn toespraak enkele anekdotes over Gulia vertelde die een nog onbekende kant van haar persoonlijkheid lieten zien. Dit maakte ons nieuwsgierig en van het een kwam het ander.
Het hiernavolgende portret is samengesteld uit de herinneringen die T. G. de Kempenaer-van Wulfften Palthe heeft opgetekend in het boekje "Het Palthe-huis aan de Marktstraat te Oldenzaal" (Joppe 1963) en de brochure "Portret van een Dame - Gulia Palthe 1863 - 1928", geschreven door R. A. Olde Dubbelink (juni 1998), als toelichting op de tentoonstelling in het Palthe-Huis te Oldenzaal, samengesteld aan de hand van dagboeknotities, gastenboekjes en andere documenten uit de nalatenschap van Gulia Palthe.
De vele interessante informatie die mevrouw De Kempenaer over haar familie geeft, is vaak moeilijk in de juiste verhoudingen te plaatsen, omdat dezelfde namen steeds weer in andere situaties opduiken. Ik heb daarom, met behulp van genealogische bronnen aanwezig bij de Overijsselse Bibliotheek Dienst te Nijverdal, de familiegeschiedenis opnieuw op een rijtje gezet en daarna de informatie van mevrouw De Kempenaer vanuit het perspectief van
Ds. Jan Arend Palthe opnieuw geordend. Haar boek is dus de bron van veel informatie in dit nummer.

G. Bartels-Martens

* * *

Guillemette Joanette Palthe;
21 oktober 1863 – 26 maart 1928 _________________________________________________________

Op 26 maart 1928 overleed, 65 jaren oud, Guillemette Joanette Palthe, roepnaam Gulia. Ze was de laatste bewoonster van het Palthe-huis te Oldenzaal en was daar geboren op 21 oktober 1863.
Toen Gulia 5 jaar oud was, stierf haar moeder. Haar vader hertrouwde 4 jaar later met de zuster van zijn overleden vrouw.
Gulia heeft veel van haar stiefmoeder gehouden.
Gulia had een één jaar ouder zusje, Carolina Bernhardina, geboren 24 februari 1862. (Een dochtertje dat 2 april 1861 werd geboren, heeft maar 3 weken geleefd.) De meisjes trokken in hun jeugd veel met elkaar op, waren heel vriendelijk, maar ook wel enigszins eigenaardig.
Als jong meisje had Gulia lange donkere krullen, die zozeer door haar vader werden bewonderd dat zij haar haar tot haar 40e jaar steeds samengebonden op de rug liet hangen; voor die tijd heel ongebruikelijk.
Van haar 15e tot haar 23e jaar (1878 - 1886) hield Gulia een dagboekje bij. Dit boekje is een prachtig tijdsdocument en schildert het leven van een jonge dame in de stad Oldenzaal aan het einde van de 19e eeuw. Zij vertelt daarin ook over haar zuster.

De familie Palthe was rijk, zeer rijk. De grootvader van Gulia, dominee Johannes Palthe, zoon van dominee Jan Arend Palthe uit Nieuwleusen, was gehuwd met de dochter van de jurist Jan Willem Racer. Hij bezat veel grond rond Oldenzaal, bij Denekamp en in De Lutte. Hij kocht het huis aan de Marktstraat en bovendien de borg Beuningen, de havezate Het Everlo en het huis aan de Grote Markt waar Carolina later ging wonen.

De vader van Carolina en Gulia was ook dominee maar heeft nooit een gemeente gehad. Hij beheerde de familiegoederen en trouwde met zijn overbuurmeisje Amelie Emérence Michgorius (geboren 24 februari 1832), dochter van de bekende arts Guillaume Landreben Michgorius, uit een al even voorname hervormde patriciërsfamilie.
Naar hem is Guillemette genoemd. Gulia was dus direct met drie belangrijke Oldenzaalse patriciërsfamilies geparenteerd - Racer, Michgorius en Palthe - en bovendien van moederszijde ook nog verwant aan de familie Van Wulfften.
De twee zusjes werden geboren in een welgestelde Oldenzaalse familie met veel ooms, tantes, nichtjes en neefjes in de directe omgeving. Ze kregen thuis privé-onderricht en hoewel er nog geen leerplicht was, gingen de zusjes ook naar school, zoals uit Gulia's dagboekje blijkt. Naast de gewone lessen in rekenen en taal, braafheid en deugdzaamheid, waren de godsdienstlessen heel belangrijk. Ze moesten al op jonge leeftijd drie talen leren. Kleuterboekjes en alfabet-boekjes van Gulia tonen dit aan. Ook in het poëzie-album van Carolina staan gedichtjes in drie talen geschreven. Ze zullen ongetwijfeld tekenles gehad hebben, zoals voor hen ook hun moeder had gehad. Waarschijnlijk kregen ze al op twaalfjarige leeftijd een korset aangemeten.

Het dagboek van Gulia vermeldt dat ze vanaf maart 1872, op 9 jarige leeftijd, een zeer been kreeg. Dit heeft tot 1877 geduurd, daarna kreeg ze een zere knie, dat tot 1880 duurde. Maar ook na 1880 bleef ze last hebben van een pijnlijk been en kon ze maar moeilijk lopen Wat de oorzaak van haar slechte benen was is onbekend, maar heeft mogelijk te maken met een kinderziekte die zij gehad heeft. Ook op latere leeftijd heeft Gulia nooit een goede gezondheid gehad. Vanaf 1877, ze was toen 15 jaar oud, werd ze zelfs een paar jaar in een wagentje rond gereden. In het dagboekje staat daarover: "..Op dinsdag 10 april 1877ben ik voor het eerst sedert 31 januari in een wagentje buiten geweest.”
Dit zere been was ook een reden van jaarlijkse bezoeken met de familie aan Bad Oeynhausen nabij Osnabrück. Haar dagboek vermeldt: "Op maandag 18juni 1877 zijn wij om half een met de trein naar Oeynhausen vertrokken omdat ik het bad moest gebruiken voor mijn been". Tot aan de dood van de vader ging de familie elk jaar met de trein op vakantie naar dit kuuroord.


Deze foto werd genomen tijdens een van de jaarlijkse verblijven van de familie in Bad Oeynhausen. We zien zittend Carel Hendrik Bernhard Palthe met zijn (tweede) vrouw Maria Emerentia Michgorius en staand Gulia (links) en Carolina.

Vanaf hun 15e jaar gingen de zusjes deelnemen aan sociëteitsbezoek, visites, ontvangsten, bals, toeren met de koets en gingen ze naar concerten, lezingen en de komedie, die in de Groote Sociëteit werden gegeven. Dit besloten omgangsysteem zorgde er voor dat men elkaar trof. Maar als Gulia op bals ten dans werd gevraagd, moest ze weigeren vanwege haar been. Dan maar zittend plezier hebben, moet ze gedacht hebben, want haar lust en haar leven was het mennen van de paarden en zij mende soms zelf in de koets of brik. Helaas werd haar dat op latere leeftijd ook verboden. In haar dagboek vertelt Gulia dat Carolina veel plezier beleefde aan het dansen en het uitgaan, maar uit de aantekeningen blijkt geen jaloezie.
Ook beleefde ze veel plezier op de kermis, waar ze in de draaischuitjes mocht.
Op 16-jarige leeftijd kreeg Gulia op school als prijs het boek Nelly; een vertaling van Charles Dickens Old Curiosity Shop. Zij was goed opgeleid, kende haar talen en had romans in meerdere talen in haar bezit.
Op 7 april 1882 (Goede Vrijdag) werd zij op 18-jarige leeftijd bevestigd in de Hervormde kerk aan de Ganzemarkt. Hierna wordt de toon van haar dagboek anders. Bijna elke zondag, zo vermeldt haar dagboek, begaf zij zich naar de kerk en ze noemt daarbij de verschillende dominees die preekten. Haar vader nodigde vele dominees uit voor de koffie, waar zij bij zat.
Gulia bezocht heel graag de uitvoeringen van de 'Zangvereeniging Poco a Poco'. Op 19-jarige leeftijd werd ze samen met Carolina lid en zong Kerst 1882 voor het eerst mee tijdens een kerstconcert.
Op een foto, gemaakt op 20-jarige leeftijd, staat ze in een prachtige zomerjurk afgebeeld. Ook de kledingaccessoires uit het bezit van Gulia tonen frivoliteit en rijkdom, stadse hoedjes, kostbare waaiers, tasjes en paraplu's. Er was thuis een abonnement op het bekende modeblad De Gracieuze met prachtige modeplaten en vol handwerkpatronen.


Guillemette Joanette Palthe als jonge vrouw.

Triest is het feit dat ze soms avonden achter het raam van 'het kamertje' zat te kijken naar het plezier van anderen waaraan ze niet kon deelnemen omdat zij zo moeilijk ter been was.
Ook op latere leeftijd zat ze vaak eenzaam achter het raam naar voorbijgangers te kijken.
Ze ging op verjaardagvisites bij anderen maar schreef nooit over haar eigen verjaardagen.
Vaak zat ze bij haar grootmoeder in het Michgoriushuis en las haar voor.
Ze ging ook vaak met haar grootmoeder, moeder, vader en zus bij familie op bezoek. In Nieuwleusen, waar Gulia gedurende de zomermaanden met haar ouders op het Spijker woonde dat daar door dominee Jan Arend Palthe (geboren 1727) is gebouwd, kwamen ze op bezoek bij Baronesse Van Dedem op het huis Rollecate. Jan Arend Palthe is hier gedurende vijftig jaar dominee geweest en hoewel hij in zijn laatste levensjaar nog in Oldenzaal preekte, is hij in 1803 in Nieuwleusen gestorven. De familie had hier vele boerderijen en grond. Het Palthebos herinnert daar nu nog aan. Ook later waren de jaarlijkse uitstapjes naar haar familiebezit voor Gulia een genoegen. Zij voelde zich hier vrij, ging met de pachters om en mocht paarden mennen.
Ook het verblijf hier had een bedoeling. Zij moest aansterken voor de winter, want zij had heel vaak de griep.
In 1886 stierf haar grootmoeder op 84-jarige leeftijd.

De dood van haar vader in 1897 zal een schok voor haar geweest zijn, want zij hield veel van hem en dat was wederzijds. Na die tijd voelde ze zich alleen. Carolina ging in het vlakbij gelegen huis van hun overleden grootmoeder (en -grootvader Johannes Palthe) aan de Grote Markt wonen. Wat de reden voor deze verhuizing was, is niet bekend.
Wel is bekend dat Gulia ruzie kreeg met Carolina, maar of dat voor of na de verhuizing was? Er zijn twee versies: 1e: dat Gulia toch jaloers was geworden op Caroline omdat die zoveel gezonder was dan zij; 2e: een ruzie mogelijk ontstaan om de erfenis van de vader.
Hoewel de tuinen van de twee huizen met elkaar in verbinding stonden, zag Carolina haar overgebleven familie liever niet dan wel. Hun (stief)moeder overleed in 1915 op 83-jarige leeftijd. Na haar dood liet Carolina zelfs een dubbele schutting achter in de tuin plaatsen, opdat ze haar zuster Gulia volstrekt niet meer zien zou. Vanaf die tijd werd Carolina uit het leven van Gulia geschreven. Dat komt heel frappant naar voren in een stamboom die Gulia in 1917 van haar familie heeft gemaakt. Daar staat zij alleen op als dochter van Carel Hendrik Bernhard Palthe.
Toch moeten er nog wel pogingen tot contact of meeleven met Carolina zijn geweest, want in een brief uit 1913 aan de heer B. Blik, haar rentmeester te Nieuwleusen, verontschuldigt Gulia zich over haar overhaast vertrek naar Oldenzaal in verband met een brandje in het huis van Carolina Ze maakte zich ongerust over haar en vertelde dat haar zus mogelijk de brand door nalatigheid zelf heeft aangestoken, omdat zij nooit het huis uit kwam. Citaat uit de brief: ”... (Carolina) ...doet of er niets gebeurd is, zij is nu nog maar altijd alleen in dat groote tooverhuis en wil niemand bij zich hebben nu zij moet 't weten, daar is niet mee te praten."
Jammer en triest dat deze twee zusters, die zo dicht bij elkaar woonden en verder geen naaste familie meer hadden, zo ver van elkaar af stonden.
Het eigenaardige van Carolina kwam ook naar voren in de wijze waarop ze haar slaapkamer had ingericht. Om vooral geen tocht te voelen, had ze beschotten om haar bed laten timmeren. Deze waren ongeverfd en hingen vol met briefkaarten. Toen ze ziek was moest de dokter een ware ontdekkingstocht in de kamer uitvoeren om de patiënte in haar bed te bereiken. Langs de wanden waren slingers van uitgeblazen vogeleieren gehangen, waartussen zich een tachtigtal vogelnestjes bevonden.

Toen haar stiefmoeder in 1915 stierf werd Gulia enige erfgename en kreeg 'hebben en houden' van de Michgoriusfamilie. Ze gaf het Michgoriushuis in bruikleen aan de Oudheidkamer, die op 14 mei 1916 als museum opnieuw in dit huis werd geopend.
Gulia ontving zelf ook vaak bezoek, aan wie ze haar vele kostbare erfstukken toonde. In haar gastenboekje uit 1916 staat voorin: "Bezoekers van mijn Oudheidkamer." Daaronder waren veel bekende museumdirecteuren en ook burgemeester Backx uit Nieuwleusen. Zij had echt een verzameldrang en bewaarde alles, maar dat was waarschijnlijk meer uit zuinigheid dan dat ze verzamelde met een bepaald doel. Kunst en kitsch stonden door en naast elkaar. Soms deed ze een belangrijke schenking aan een museum, zoals aan de Oudheidkamer van Oldenzaal en museum De Waag te Deventer. Van beide musea was ze erelid.

Over Gulia's vrijgevigheid vertelt mevrouw De Kempenaer - van Wulfften Palthe zoals ze dat zelf ook heeft ondervonden:
"Een aardige en vriendelijke geste van onze nicht. Toen ze ons op de Sprengenberg eens een bezoek bracht, kregen wij, dochters des huizes, ieder een antiek bord ten geschenke.
Later brachten mijn man en ik eens een bezoek aan nicht Gulia in Oldenzaal. Na een kopje koffie gedronken te hebben uit antieke blauwe kopjes, verzocht ze ons haar particulier museum te bezichtigen, dat zij in de grote achterkamer had ingericht.
Nadat wij de vele aardige en interessante antiquiteiten bekeken hadden, waarbij nicht Gulia allerlei vertelde, vertrokken wij naar de Lutte, waar we in hotel 'Het Zwaantje' met familie zouden lunchen. Nauwelijks daar aangekomen werden we door nicht Gulia opgebeld met het verzoek om na de boterham even bij haar terug te komen, hetgeen wij dan ook deden.
Na aankomst vertelde ze ons dat wij de 100ste bezoeker van het museum waren geweest en ze bood ons twee prachtige antieke blauwe schalen aan, waar wij zeer dankbaar voor waren. En toen mijn man opmerkte of ze ons wilde waarschuwen als de 200ste bezoeker aan de beurt kwam, lachte ze hartelijk en had plezier in dat grapje."


G. J. PALTHE

Amateuse-Fotografe

OLDENZAAL

Een andere passie van Gulia was fotograferen. Zij liet een stempel maken met haar naam en daaronder de toevoeging 'Amateuse-fotografe', waarmee zij haar foto's bestempelde. Veel van haar glasnegatieven zijn bewaard gebleven. Uit de afdrukken kan geconcludeerd worden dat ze goede foto's maakte.


Deze foto van haar (stief-)moeder zittend in de tuin werd gemaakt door 'amateuse-fotografe Gulia Palthe.

Uit het dagboek en andere manuscripten komt naar voren dat Gulia zeer plichtsgetrouw, vrolijk en huishoudelijk was, misschien een beetje naïef. Haar opschrijfboekjes houden onder andere het loon van de dienstmeid bij, het eiergeld, de aankomst- en vertrektijden van de trein en wat ze moest doen, zoals het stoppen en naaien van kleding.
In Oldenzaal leefde Gulia heel teruggetrokken, op een wijze die eigenlijk niet meer van die tijd was. In Nieuwleusen was ze zeer bemind en hier had ze veel sociale contacten. Toen ze na een langdurige ziekte weer haar zomerse intrede deed, werd ze met muziek plechtig ingehaald en ontving ze van de gezamenlijke pachters een gouden armband met inscriptie. Langs de weg naar het Spijker had de bevolking van heel Nieuwleusen zich opgesteld. Gulia wist dit zeer te waarderen en was daar zeer dankbaar voor.


Rentmeester Barteld Blik met zijn vrouw.

Op oudere leeftijd werd ze zakelijker en nam het beheer over van de landerijen en pachtboerderijen in Nieuwleusen. Zij ondertekende haar brieven met 'Landsvrouwe' en regelde veel met rentmeester Blik over verkoop van de opbrengsten zoals bijvoorbeeld akkerhout. Ook regelde zij haar bezittingen en landerijen in Oldenzaal.
Vanaf 1921 begon zij haar wilsbeschikkingen te schrijven, steeds in Nieuwleusen. In de jaren 1923, 1924 en 1928 veranderde zij de verschillende legaten weer.
Notaris J. Visscher in Nieuwleusen (Den Hulst) werd door Gulia benoemd tot executeur-testamentair, samen met notarisklerk H. Hoeksema Jr. uit Enschede. Deze was daar werkzaam op het kantoor van notaris H. van Opstall. Beide executeurs-testamentair zorgden voor de verdeling van de erfenls, wat al met al een paar jaar in beslag nam.

Carolina overleed in 1923, 61 jaren oud. Alles wat haar toebehoorde kwam aan Gulia. De notaris, die executeur-testamentair was, vond bij het doorzoeken van Carolina's huis op alle mogelijke plaatsen geld liggen, tussen linnengoed, in laatjes enz. Tezamen een bedrag van ƒ 20.000,—. Het huis werd verkocht, Carolina's dienstbode had twintig jaar gediend met niets anders dan kaarsenverlichting in de keuken, Ze kwam nu bij Gulia in dienst, nadat die haar dienstmeid had opgezegd omdat die zich vreemd was gaan gedragen en helemaal de baas speelde.

14 mei 1925 gaf Gulia een groot feest en diner bij Hotel De Gouden Leeuw in Oldenzaal, waarbij 25 voorname gasten uit Oldenzaal werden uitgenodigd. Onbekend is ter gelegenheid waarvan dit feest werd gegeven, maar de feestredes en liederen die gezongen werden, zijn bewaard gebleven. Daarin valt bijvoorbeeld te lezen:
”… was de jonge dame ten zeerste op paarden gesteld. Niets kon haar meer verblijden dan zo'n spannetje zelf te rijden…. In draf of galop, als een vogel zo vrij. Jawel, maar later werd de paardenpret gebracht op bescheiden schaal. In de stoomcarrousel werd de sport voortgezet op de kermis te Oldenzaal. Zo trotsch en zo fier, mensch, wat een plezier. Ja, uren aaneen, zonder een enkele halte op ‘t houten paard draaien…”

Over het jaarlijkse bezoek:”… de tegensteling tussen de angstwekkende Oldenzaalse winterdagen en de NieuwLeusense Staten. Daar is men op de luilekkerlandsche grond en ... zijn er ook van die stille en heerlijke laantjes en banken die tot zitten noden. Om met een boek den tijd te dooden. Ja, uitgezochte plekjes voor een herdersuurtje of desnoods zelfs een avontuurtje!...”


Uit haar correspondentie blijkt dat Gulia in de winter van 1927 ziek werd en voor een operatie in het ziekenhuis 'Heil der Kranken' opgenomen moest worden. Zij zag hier vreselijk tegenop. Zij meldde haar pachters in Nieuwleusen dat zij geen zakelijke post meer mocht ontvangen in verband met de opname.
Op 26 maart 1928 overleed zij. Steeds was zij een goede 'landsvrouwe' voor haar pachters geweest. In haar testament heeft zij aan vele boeren de door hen gepachte boerderij in eigendom nagelaten. Alle pachters waren op haar begrafenis te Oldenzaal aanwezig.
Evenals Carolina had ook Gulia tussen het linnengoed geld verstopt. De notaris vond in het geheel ƒ 8.000,—. Ze had onder andere in een onderlijfje tussen een dubbele voering ƒ 1.000,— verstopt.

Zoals gezegd besteedde Gulia de laatste jaren van haar leven aan haar testament, dat bijna een boek dik was. De legaten en schenkingen die daarin genoemd worden, waren legio.
Alles was precies omschreven, haar huis was tot de nok toe gevuld met oude dingen. Niemand heeft bij haar leven ooit een blik in haar bovenverdieping mogen werpen. Het was er een ware chaos van familiestukken. Haar kasten, kamertjes en hokken waren niet te beschrijven vanwege de rommel, spinnenwebben en stof. Misschien is haar slechte gezondheid de reden geweest dat ze het huis niet meer aankon, of misschien hebben de vele erfenissen van haar familie haar hulpeloos gemaakt om orde te scheppen in al die nalatenschappen van ongeveer twee eeuwen her. Immers, haar ouders woonden in het huls van haar grootouders, ds. Johannes Palthe en Carolina Racer. Hun inboedel bleef in het huis. Daar was een gedeelte van de inboedel van Mr. J. W. Racer bijgekomen en van het 'hebben en houden' van de familie Michgorius moest ook het nodige worden opgeslagen toen zij dat huis in bruikleen gaf aan de Oudheidkamer. Ook kreeg ze nog de inboedel van twee oudtantes Michgorius uit Deventer en die van Carolina's huis aan de markt. Al die meubelen, al dat linnengoed en lijfgoed moest ondergebracht worden in het oude huis en dat is Gulia blijkbaar te machtig geworden. Veel heeft ze in haar leven reeds geschonken. Vele merkwaardige dingen en kleinoden van de familie en veel zeldzame en curieuze japonnen van voorouders zijn n vitrines in musea te bewonderen.


Een karakteristieke foto van Gulia Pathe in het Palthebos.

Nadat de volgens het testament van Gulia aan de verschillende musea en particulieren vermaakte stukken uitgedeeld waren, werd de rest van de inboedel publiek geveild. De Protestantse kerk te Oldenzaal, gebouwd in 1810, was universeel erfgenaam van al het niet toebedeelde van haar bezittingen in De Lutte en van haar overige vermogen. (Arnold A. W. Van Wulfften Palthe, zoon uit het huwelijk van Aleida Palthe en Ds. Arnold van Wulfften, had in de bouwcommissie van die kerk gezeten.) De familie kocht voornamelijk de sieraden terug. Haar huis schonk Gulia aan de Oudheidkamer te Oldenzaal en het Michgorius-huis, waar de Oudheidkamer tot dan toe in gevestigd was, moest kinderbewaarschool worden.


Heden overleed Mejuffrouw

Guillemette Jeanette Palthe.

     U wordt verzocht de overledene de laatste eer te
willen bewijzen; de begrafenis zal plaats vinden op
Vrijdag den 30 Maart 1928, des middags 2 uur.

Oldenzaal, 26 Maart 1928.

           De Ex—testamentair
J. VISSCHER, Nieuwleusen.
H. HOEKSEMA Jr., Enschede.

Na haar overlijden wijdde de Oldenzaalse Courant een sympathieke nagedachtenis aan haar:

"Overleden te Oldenzaal, 26 Maart (1928)
Tallooze lezeressen en lezers in wijden omtrek zullen met weemoed vernemen dat heden alhier overleden is Mejuffrouw G. J. Palthe, op wier weldadigheid, waar het betrof hulpverleening aan instellingen van philantropischen of maatschappelijken aard, nimmer tevergeefs een beroep werd gedaan. Of eigenlijk was zulk een beroep nauwelijks noodig. Want, wanneer Mej. Palthe wist dat hier of daar in haar geliefde Twentsche land en ook zelfs daarbuiten, een instelling van weldadigheid of onderlinge hulp in nood verkeerde, dan rekende zij het zich een plicht van haar belangstelling in ruime mate te doen blijken.
De dankbaarheid der velen uitte zich tijdens haar ziekte in hartelijke wenschen voor haar herstel, die helaas niet mochten verwezenlijkt worden.
De teraardebestelling zal Vrijdagmiddag om 2 uur geschieden.”

Mevrouw de Kempenaer eindigt op sympathieke wijze haar boekje over nicht Gulia, het Palthehuis en de Palthe-familie:
"Na dit alles neergeschreven te hebben en na veel over nicht Gulia verteld te hebben, zie ik haar weer voor mij, het kleine mensje met haar vriendelijke glimlach en haar kinderlijke appreciatie van alles wat men haar vertelde.
Laten wij haar met liefde gedenken.”

---


Optocht in Nieuwleusen omstreeks 1925 De meisjes op de wagen kregen elk een gouden speld van Gulia Palthe omdat de wagen de eerste prijs kreeg. Staand vlnr. Boekholt (koetsier van Baron van Dedem), Jan van den Berg (Union), M. Massier, H. Ennik, meester J.L.F. Kamm, Gulia Palthe, H. Mannen, mevrouw Backx en mevrouw Wagner.

* * *


Fragmenten uit het testament van
Gulia Palthe _________________________________________________________

Ik legateer aan de Nederduitsch Hervormde Gemeente te Nieuwleusen Mijn huisje "Het Spijker" genaamd en het daarnaast gelegen huis en schuur met den grond en de boomen voor en naast die beide huizen...
...alsook het geheel Palthenbosch met het daartusschen gelegen land, alles onder bepaling, dat het bosch in wezen en steeds voor het publiek toegankelijk moet blijven…
…en verder al de mij toebehoorende eikeboomen staande zoowel op de noord als op de zuidzijde van genoemden Straatweg van de kerkbrug af naar het Oosteinde...
...Ik legateer aan de Nederduitsch Hervormde Gemeente te Nieuwleusen alle mij toebehoorende eikeboomen, staande in de Kerkenhoek op de noordzijde van den Straatweg te Nieuwleusen tusschen den smid Westerveen en Jan van Spijker en op den zuidkant van dien straatweg, tusschen den Ommerdijk en de eerste brug toegang gevende tot het Gemeentehuis...
…alsook die staande tegen Palthenbosch aan den Ommerdijk…
…wat betreft de eikeboomen langs den Nieuwleusense straatweg, verbind ik bij deze de bepaling, dat de boomen niet mogen gehakt worden, doch moeten blijven staan, zoolang als het even kan,…
…tot sieraad van Nieuwleusen. Deze bepaling geldt ook voor het Palthenbosch te Nieuwleusen en van de boomen bij het Spijker te Nieuwleusen…
…dat het huis genaamd het Spijker, in wezen moet blijven zooals het nu is, doch verhuurd kan worden aan een paar nette burgermenschen...

* * *

Brieven rond Aleyda Johanna,
dochter van Ds. Jan Arend Palthe _________________________________________________________

Ds. Jan Arend Palthe was op 3 december 1751 te Uelsen getrouwd met Johanna Mülder en werd drie jaar na zijn huwelijk beroepen als predikant te Nieuwleusen. Dat bleef hij gedurende bijna vijftig jaar. Ze kregen samen zes kinderen, waarvan twee op jonge leeftijd zijn gestorven en in Nieuwleusen zijn begraven.
Alle kinderen werden in Nieuwleusen geboren en gedoopt:
Gerrit, geboren 25 augustus 1754;
Aleyda Johanna (Aleida genoemd), geboren 15 februari 1756;
Hendrina (ook wel Hendrieken genoemd), geboren 5 april 1758;
Gerrit Derk, geboren 10 augustus 1760;
Antonia Gerhardina, geboren 19 september 1762;
Johannes, geboren 2 februari 1767.
(Uitgebreidere informatie is opgenomen in het hoofdstuk over Ds. Jan Arend Palthe.)

Uelsen ligt niet ver over de grens in Duitsland. Met deze plaats had de familie Palthe al eerder familiebanden en er werd regelmatig gelogeerd, getuige de brieven die zijn geschreven. De landgrens had in die tijd weinig betekenis.

De oudste dochter, Aleyda Johanna, trouwde in 1775 met Antonie Adolph Palthe, de jongste zoon van Joan Palthe, de stiefbroer van Jan Arend en ging in Oldenzaal wonen. Vanuit Nieuwleusen werden heel wat brieven naar Oldenzaal verzonden en omgekeerd, waardoor we wat meer over het gezin van ds. Arend Jan Palthe weten.

Joan Palthe, halfbroer van Ds. Jan Arend Palthe, was omstreeks 1770 burgemeester van Oldenzaal. Hij was gehuwd met Johanna Maria Westerlo (Zij is geboren te Oldenzaal 1710 en daar overleden 1762. Haar vader was Dr. in de rechten, afkomstig uit Zwolle).
Joan Palthe heeft veel aantekeningen en brieven nagelaten. In het jaar van zijn dood schreef hij o.a.:
"1784 den 10 Maart is mijn schoondogter getrouwd met Ds. Arnold van Wulfften, predikant alhier. (Weduwnaar van Barbara Nilant). Zijn testament is in mijn bezit."
Die lieve schoondochter, waar Joan zeer op was gesteld, was Aleyda Johanna Palthe, oudste dochter van Jan Arend Palthe.
Zij is in 1775, 19 jaar oud, getrouwd met zijn jongste zoon, haar 25 jarige neef Antonie Adolph Palthe (geboren in 1750), Ontvanger te Oldenzaal. Ze kregen een kind dat jong overleed.
Antonie Adolph had geen goede gezondheid en stierf twee jaar na hun huwelijk op 27-jarige leeftijd nadat hij een kou had gevat die steeds erger werd.


Antonie Adolph Palthe


Aleyda Johanna Palthe

Zoals haar schoonvader dus aangaf, trouwde Aleyda Johanna zeven jaar later, in 1784, met Arnold van Wulfften. Ze kregen samen een zoon Arnold Albert Willem van Wulfften, gedoopt 2 april 1786, overleden in 1812, 26 jaar oud. Hij werd Keizerlijk Notaris te Oldenzaal. Niet lang na het overlijden van deze zoon van Aleyda Johanna noemden haar jongste broer, Ds. Johannes Palthe, en zijn vrouw Carolina Bernhardina Racer, hun in 1816 geboren zevende kind (vierde zoon) naar deze vroeg gestorven neef. Daarbij werd bovendien de familienaam van Aleida's tweede echtgenoot aan de voornaam toegevoegd, zodat het kind Arnold Albert Willem van Wulfften Palthe ging heten. Ze hadden dit ook al gedaan met de familienaam van de moeder toen ze hun derde zoon Johannes Frederik Racer Palthe noemden.
Later gingen deze kinderen dit deel van de voornamen toevoegen aan de achternaam.


Enige en algemene kennisgeving

Op 25 april ging tot onze grote droefheid geheel
onverwachts van ons heen in de ouderdom van
80 jaar lieve man, onze lieve vader, behuwd-
vader, grootvader en overgrootvader

ARNOLD ALBERT WILLEM
VAN WULFFTEN PALTHE

Ridder in de Orde van Oranje Nassau

Almelo:
         H. A. D. van Wulfften Palthe—van den Brand
's-Gravenhage:
         J. R. van Wulfften Palthe
         N. van Wulfften Palthe-Kreeft
Amsterdam:
         J. Burgerhout—van Wulfften Palthe
De Lutte:
         W. C. G. Gelderman—van Wulfften Palthe
         C.M. Gelderman
Megaliesburg, Zuid-Afrika:
         A. A. W. van Wulfften Palthe
         E. C. van Wulfften Palthe—Osinga
Baarn:
         F. W. Kosters—van Wulfften Palthe
         A. Kosters
         Kleinkinderen en achterkleinkinderen.
De crematie heeft heden in alle stilte te Dieren
plaatsgehad.
Almelo. 29 april 1969.

Hoe de familie tot in onze tijd steeds vernoemd is, blijkt uit de hierbij afgebeelde overlijdensadvertentie van Arnold Albert Willem van Wulfften Palthe uit 1969, waarin te lezen valt dat er ook dan nog weer een zoon
A. A. W. van Wulfften Palthe in Zuid-Afrika woont.

Gerrit Dirk, de 4 jaar jongere broer van Aleida, studeerde rechten. Gezien een citaat uit een brief van zijn moeder aan haar dochter Aleida lijkt Gerrit Dirk in zijn jeugd weinig zin in leren te hebben gehad: "Ons Derk heeft het weer drok; was ‘t maar in ‘t rechte, dat hij drok was, dan kwam 't er niet op aan.”
Uit een andere brief van haar moeder uit Nieuwleusen aan Aleida valt af te leiden dat Gerrit Dirk een tijdje bij zijn oudere zuster in Oldenzaal in huis is geweest. Of dit was voor de gezondheid, om te leren of om zijn zuster tot steun te zijn tijdens de ziekte van haar echtgenoot is niet duidelijk. Zeker is dat Aleida's echtgenoot in die tijd al ernstig ziek was.

Waarde en veel geliefde Dogter,

Wij hebben met veel blijdschap UE, Vaders beterschap en Uwer aller welstand uyt Uw brief gesien, wat ons betreft, wij genieten door des Heeren goetheyd nog een gewenschte gezontheijt.
Onze Hendrina is een Zaterdag na Swolle gegaen om het daar voor UE te bestellen. Wij moeten het met een brief goet maken omdat de weg zoo ver is. UE Vader en ik wij gaan nog wel eens op den diek en seggen dan wel eens, konden wij nu eens na onse dogter gan, dan kwamen wij dikwiels, maar dat kan nu niet geschieden, nu moet gij U daer met malkare de winter lange avende wat verkorten, en wij ons hier, in hope dat wij UE hier dan in de meytijd te samen in gesontheyd mogen ontvangen.
Het is ons ten uyttersten angenam, dat wij van onse Gerrit Derk mogen hoeren, dat hij vlijtig leert, hope, dat hij sig in alles verder mag wel schikken; na onser aller hartelijke groetenisse an UE Vader, den Ontvanger en an U, lieve dogter, vart wel.
                                          UE moeder.


Hoewel Gerrit Dirk blijkbaar ziek was geweest, kunnen we uit onderstaande brief opmaken dat hij toch even naar zijn ouders in Nieuwleusen was geweest:

Zeer geagte Suster,

Kan niet mankeren om mijne goede overkomst uw te melden; het was 's morgens wel kouden regen, maar deed mij egter geen hinder, sodat wij alle te samen spoedig te Spoeldenberg quamen en hebben naderhand onse reise met lange sitten in de herbergen doorgebracht en ben 's avonds hier om 9 uur wel gearriveerd en ben den gansen dag so wel geweest, dat mij in langen tijd so niet gewest hebbe; avonds van mijn medicin ingenomen en den anderen dag is de kors gemarseert, sodat ik schilik weer te Oldensaal denk te komen. Vader heeft van den morgen de koorts ook gehad en Moeder heeft seer swaar hooftpijn dog denk dat Moeder schielijk zal herstellen; bedankt suster ten hoogsten voor alle goede oppassen en presenten, die Suster mij gedaan heeft, wens so suster het van noden was iets tot dankbaarheid te vergelden en bedanke suster voor de lekkere koeken insgelijks oom voor sijn poffert, welke ik half, met smaak hebbe opgegeten, en wense broer van harten beterschap en dat ik broer in een betere staat mag aantreffen, twijffel niet of het nieuws van Bloemen sal wel aan den dag sijn. Suster moet op het schrijven niet letten, in haast siet gegroet Seer lieve Suster verblijve Uw onderdanige dienaar,

                                           Broer G. D. Palthe

Nieuwleusen
den 19 May 1777.


Gerrit Dirk was 17 jaar oud toen hij deze brief schreef. De broer, zijn zwager Anthonie Adolf Palthe, werd niet beter, maar steeds zwakker. Moeder Palthe schreef dikwijls uit Nieuwleusen, zoals deze twee dagen later geschreven brief:

Seer lieve Dogter,

Met seer grote droeffenisse den swakken toestand van den Ontfanger uyt de brief gesien, hope dat het de Heere nog eens behagen mag om beterschap te geven, dat wij soo tesamen mogen stoffe hebben van danksegginge; wens dat de Heere hem in sijne swakheid mag ondersteunen en geven kragt na kruys, en wense ook mijn liefe dogter dat de Heere U mag ondersteunen.
Als wij den brief van Ulsen eer hadden gekregen als onse Hindrina van hier was vertrokken, dan soude ik voort met een eijgen wagen hebben met gekoemen. Soo ik U nog tot eenig trost konde dienen, dan sal de nagt mij nit te duijster wesen.

Als ik eer nog moste komen als dan die bode, die desen brief te Oldensal brengt, mij dan mar an Harmen Hindriks besteld, dat hij mij met de losse parden van hier afhalt en anders verwagte ik voor vaste een brief te Swolle. Mijn man is een dinkse dag de korse uijtgebleven en is thans ook nog redelijk en ons Garritdirk heeft nog al gedurig soon vermanige van de korsse. Na onser allerhartelijke groetenisse an UE alle te samen,
                                           UE Moeder.
Nieuwleusen
den 21 Mey 1777.


Spoedig na deze brief, op 2 juni 1777, is de Ontvanger, Antonie Adolph, 27 jaar oud, gestorven.
De rouwkleren voor Aleida moesten uit Zwolle komen; ze werden met zorg uitgekozen door haar nicht
De Scheffer-Visser, weduwe van luitenant-kolonel De Scheffer uit Zwolle. Deze nicht doet in onderstaande brief aan Hendrina Palthe, de zuster van Aleida, verslag over de wijze waarop ze haar bemiddelende rol tussen opdrachtgeefster en kleermakers/winkeliers heeft vervuld:
(In de brief zijn de woorden omdat en zoals steeds als twee losse woorden geschreven. Voor de leesbaarheid nu hebben we deze woorden hier als één woord opgenomen.)

Waarde Nigt

Wij hebben de Eere UWEDlen van herten te condolleeren met het treffend en smertelijk verlies, wenschen en biddende dat de Almagtige UWEdlen alle, nodige troost en kragten verleenen mag, tot een lijdzaame onderwerpinge aan zijne heilige wil, en UWEDlens nog veele jaaren bewaren mag voor meerdere droevige toevallen.
Ik hebbe mijn best gedaan om de Commissies mij opgedraagen wel ter uitvoer te brengen, alle handen zijn aan het werk, om morgen vroeg mij in staat te stellen alles af te zenden, men heeft het mij ten minste beloofd om tien uren vanavond zal het in mijn huis zijn, ik hoope dat alles na genoegen mag zijn, de Weduwen Mantel hangende kap en hoed hebbe ik laaten maake zo alsse hier door fatzoendelijke vrouwen, die niet na de aller eerste zwier gekleed gaan, gedraagen worden, de sluijer sijbanden, en anderhalv elle neder hangende kap, zoals ik gedraagen hebbe, dorst ik voor UWED Zuster niet laaten maaken, omdat ik vreesde dat het te zwirig zijn zoude voor Oldenzaal, de snijder heeft mij laaten zeggen dat UWED hem niet geschreven had wat Voeringe hij gebruiken moest, ik oordeelde dat hilverson te warm in de zoomer was, katoen te veel uit malkander rekte. hebbe ik kat in de zak laaten neemen zoals ik altoos voor mij gebruike.
Hier nefens zende een staaltjen, ras de Esperance van mijn zak, dat thans hier algemeen door Weduwen gedraagen word, het tabberts laaken dat voor desen gebruikt pleegd te worden, is om deszelvs zwaarte meer dan 25 jaren buiten gebruik geweest, en dit is ligt, en loopt niet hoog in geld, kostende 17 a 18 stuiver de elle en is stoffen breede, namelijk derde halv vierendeel, zodat japon en rok niet meer dan omtrend de 25 gulden komt te staan, wajer, handschoenen en gespen, hebbe ik genoomen zoals ik voor mijn Zelven zoude gedaan hebben, men heeft in zware rouwen weinig verschiet en dus niet veel keur.

Geen winkel is in Zwol onbesogt gebleven om voor UWED staaltjes van Batavia te krijgen, dog heb er niet meer dan 4 kunnen krijgen, waarvan de drie veel te ligt zijn, en maar in een Vierdeelsjaar rouw gedraagen kunnen worden, en het Vierde is in mijn zin zeer lelijk, ik heb er een stuk augustijn bij gedaan, ook het Enigste dat ik bekoomen kan dat van pas is van donkerheid in een broeders rouw en zo het mij gepermiteerd is mijn gedagten te uiten dunkt mij dat dit goed voor UWED zoude zijn, het is voor 14 gulden het stukjen, waaraan japon en rok is te krijgen, dog ook geen Spelde minder, zo het UWED niet mogte gevallen versoeke het ten Eersten weer terug en versoeke het voor ongemak en vlekken te bewaaren, omdat het alsdan voor mijn rekening zoude moeten zijn, tot hier toe geschreven hebbende moet ik wagten of men woord zal houden en alles ter beloofde tijd daar zal zijn.

Men heeft woord gehouden tussen 10 uren en halvelv hebbe ik alles 't huis gekreegen, ik hoope dat het na genoegen zal zijn, hebbe het zelve zo voorsigtig gepakt als mij moogelijk was, het hoedjen is niet met baliene maar bordpapier, omdat het in een rouw van een Weduwe zo zijn moet, jufferouw van der Laan heeft in plaats van 7 elle lind op de muts, van een zoort, 2 maal 4 elle ijder bijsonder daar bij gedaan, omdat zij dagt dat het voor UWED beide zuster zoude zijn, en gij er moogelijk niet op denken zoud dat het niet alleen mogte zijn, een floerse neusdoek konde voor de Weduwe ook niet bestaan, hebber derhalven een laten maken zo alse in die zoort van rouw, die haar Edele betaamd moet zijn, voor een dag of twee hebbe ik de gewassen chitsen japons ook 't huis gekreegen hebbe deselve hier meede in gepakt, omdat het dan maar een sturen was. Jufferouw van der Laan heeft mij gesegt dat se het oude hoedjen van UWED moeder niet gebruikt hadde om het nieuwe te voeren, omdat het reeds zo ver versleeten was, dat zij vreesde, dat wanneer zij het uit malkander had, niet meer deugen zouw, en het maar een diferent van 5 stuiver maakte, dat haar dunkte, het oude hoedjen nog wel waard te zijn, zij had dit op haar genoomen en heeft mij versogt dit te willen schriven.
Ik weet niet beter of hebbe alle mijn Commissien verrigt, ik kan mij niet errinneren iets vergeeten te hebben, dog zo het mogt zijn, of UWED nog enige andere zaaken te besorgen had dan verschoond mijn niet, ik ben tot UWEDlens dienst, zullende mij het altoos plesier reekenen, mijn Vrienden van Enig nuet te zijn.
Wij versoeken ons hertelijk Compliment, aan UWED Zuster, oude Neef, Vader en Moeder, en verdere aanwesende famielie, blivende ik bestendig.

Waarde Nigt
UWED Dinaresse
Nigt en Vrindin
J. C. De Visser
Wed. De Scheffer

Zwolle tussen
Vrijdag en Zaterdag
nagt bij een uren.


Aleida had als jonge weduwe (21 jaar oud) een moeilijke en verdrietige tijd.
Na de begrafenis schreef moeder Palthe haar dochter opbeurende brieven om haar te troosten. Zij zegt dat ze er eens uit moet gaan, een weekje bij haar ouders gaan logeren en dat zij proberen moet zich te schikken in de wil van God, en dan schrijft ze haar, dat ze weinig kan schrijven "omdat onse Hindrieken nu onse klerk int schrijven is, en ik niet wel meer kan sien, maar gij moet dat wel vaststellen, dat gij ons hier wel uijt het oog siet mar niet uijt het harte, daar is bijna geen eenen dag of wij spreken, hoe of het U dog nu wel mag gaan."
Aleida woont dan bij haar schoonvader, burgemeester Joan Palthe in huis. Hij sterft in 1784, enkele maanden nadat Aleida is hertrouwd met Ds. Arnold van Wulfften.

Mr. Gerrit Dirk Palthe heeft blijkbaar toch goed opgepast en goed gestudeerd. Hij trouwde met Machtilda Nagel en kreeg een goede positie in Oldenzaal, Secretaris der Stad en Richter.
T. G. de Kempenaer-van Wulfften Palthe vond van hem onder oude papieren nog een 'patent tot het dragen van Haarpoeder'.

Departement Overijssel. Gem. Oldenzaal
Acte van Patent.

Consent aan Mr. G. D. Palthe om gedurende den loop van een jaar Haarpoeder te dragen; zijnde het regt op het kleinzegel benevens de kosten denzelven voldaan.
Gegeven te Oldenzaal, den 1 April 1806.
Op last van het Gemeente

zegel
leges

ƒ 5,-

_____
ƒ 5,-

1,-
5,-
_____
ƒ 6,-

Goed voor het jaar 1806.


In 1808 was Gerrit Dirk ernstig ziek, tot groot verdriet van de familie. De zoon van zijn zuster Aleida, de jongere Arnold van Wulfften, schrijft hierover "de Slegte gesteldheid van Oom de Richter, er is nog geen dag verlopen, dat wij niet bij zijn Ed. Een of tweemaal daags enige uren hebben doorgebracht. Oom bevindt zich thands zo, dat zijn Ed. Zich weinig meer met affaires bekommeren kan, dus komt de last op ons neer, en dan dit, behalve een groote druk ook een vreeselijke smert bij ons veroorzaakt zullen Neef en Nicht gemakkelijk kunnen afnemen, daar de nauwe verknogtheid, waarin wij hier met elkander leven, UWE's niet onbekend is, alle hoop op herstel is verdwenen.”
Gerrit Dirk stierf op 3 oktober 1808, na een hevige bloedspuwing.
Hij liet 2 kinderen na; zijn vrouw was hem reeds in 1799 voorgegaan. Benjamin, ruim 12 jaar, was te Nieuwkerk op de Franse school. Hij werd later rechter te Almelo en huwde Matilda Johanna Swam. Johanna, die nog maar elf jaren oud was, kwam bij haar tante Aleida van Wulfften in huis. Spoedig daarna ging ze naar de Franse school in Groningen. Haar tante Aleida schreef haar in 1810 onderstaande brief:

Lieve Johanna,

Uit Uwe brieven van den 13 en 30 December hebben wij met blijdschap Uwen welstand en het genoegen, dat gij daar geniet, gezien; ik bedank UE voor de aan mij gedane Nieuw Wensch. Ik wensch UE het zelve in een dubbele mate, dat gij moogt overstort worden met de keur van 's Hemels rijkste zegeningen, en alzo opwassen in alle edele Christelijke deugden, en voor alle verleijdingen, waaraan de jeugd zo zeer is blootgesteld moogt bewaard blijven en God UE wijsheid en verstand mag schenken om U in allen opzigten zo te gedragen als een brave en deugdsame jongejufftouw betaamd, opdat gij voor Uwzelven gelukkig en tot blijdschap Uwer familie, en voor allen, die haar hand aan Uwe opvoeding ten koste leggen, moogt zijn' etc. etc.

Oldenzaal 26 Januari 1810.


Omstreeks diezelfde tijd schreef Aleida over de situatie rond de bouw van de Protestantse kerk, vlak achter haar huis aan het eind van de Marktstraat. Deze kerk is gebouwd nadat koning Lodewijk Napoleon de grote Plechelmuskerk bij zijn bezoek aan Oldenzaal had teruggegeven aan de katholieken: "dit maakt ons verlegen en veroorzaakt veel moeyten; Arnold is in de Commissie om voor de opbouw der nieuwe kerk te zorgen; het huis van Potken aan de Gansemarkt is nu voor 1500 gulden toe aangekogt; dat zal afgebroken en tot een kerk herbouwd worden.
6 May 1809."


Arnold Albert Willem, haar zoon uit het tweede huwelijk met Ds.Arnold van Wulfften, was toen Keizerlijk Notaris te Oldenzaal. Deze zoon heeft, uit de brieffragmenten af te leiden, geen gemakkelijk leven gehad, en het is waarschijnlijk dat Gulia mede daardoor zoveel sympathie voor dit familielid en zijn werk heeft gekoesterd, dat ze haar nalatenschap aan de kerk heeft toegedacht waarvoor hij zich heeft ingezet.
Hij had daarvoor in de rechten gestudeerd te Groningen. Aleida schreef daarover: "Arnold is nog te Groningen, dog ik verwagt hem ten eersten als advocaat te huis.”
Arnold had in Groningen plezierige jaren doorgebracht, getuige brieven (die wij niet ter beschikking hadden), maar terug in Oldenzaal ondervond hij grote moeilijkheden en teleurstellingen als jong advocaat. Hij klaagde over doofheid en de weinige hulp die hij kreeg in vergelijking met zijn studiegenoten in Groningen. Hij zal daarom zijn omgezwaaid naar het beroep van notaris.
Arnold was ook een talentvol tekenaar, getuige twee tekeningen van de stad Bentheim.
In Oldenzaal schreef Arnold over zijn situatie aan vrienden in Groningen. Hier volgen enkele delen uit die brieven.

Wensch van gantscher harten dat uwe opgaande gelukszon bestendig schijne, en steeds meer en meer in glans toeneme. Op dien gelijken voorspoed kan ik niet roemen, ja nauwelijks durf ik dezelve ooit hopen, en inderdaad het vooruitzicht is voor mij zeer duister; zoo ik maar enige hoop had elders gelukkiger te zullen slagen, gaarne verliet ik mijne geboorteplaats, ja zelfs mijn vaderland, edog mijn slegte gehoor laat mij weinig hoop over, zal dan maar trachten mijn noodlot geduldig te dragen. Misschien zal Ued mij voor zwaarmoedig houden, dog wat zal een jong advocaat zonder hulpe beginnen…..
…en wie zal zijnen troost bij een jong onbedreven advocaat zoeken, die bij eenen doortrapt en bedreven man kan teregt raken.

Ik heb teveel eerzucht om een leven zonder gezette bezigheden aangenaam te vinden, en hoewel ik mijnen tijd heel goed met eigen amusementen en in gezelschap eniger weinige vrienden, ofschoon van alle conversatie met mijn gelijken verstoken, weet door te brengen, gevoel ik tog steeds, dat ik het bedoelde einde misse, en dit gevoel is te onaangenaam om er zich ligt aan te gewennen.

1809
Gepasseerde week hebben wij hier een groote drukte gehad, daar wij de eer genoten den Koning binnen deze stad te zien, waarvan het gevolg is geweest dat wij onze kerk zijn kwijt geraakt, die door zijn Majesteit aan de Roomsgezinden geschonken is, zonder dat wij nog recht weten, wat ons weer toegesegt zal worden; 2000 scheen Zijne Majesteit genoeg te zijn voor ons om een geschikt kerkgebouw te bekomen, terwijl de Roomschgezinden tot reparatie van de gereformeerde kerk en tot aflossing van oude schuld op de hare nagedagten (denk ik red.) wel een duizend gulden of 12 zullen krijgen.
Dit lot heeft de meeste omliggende plaatsen getroffen, daar ook de Roomsche priesters met groote geldsommen door den Koning begiftigd zijn; wij vrezen, dat het gebeurde in 't vervolg vele onaangenaamheden voor ons zal na zich slepen.


Het moet Arnold veel voldoening hebben geschonken dat hij in de commissie zat voor de opbouw van de nieuwe kerk en enige trots klinkt door in wat hij aan een vriend schrijft:

Thans zijn wij hier met onzen kerkbouw reeds een paar voet boven den grond, tot grooten spijt van onze partij, die den voorspoedigen voortgang van denzelven met lede ogen aanziet; dit had ik waarlijk nog niet van hun gedagt; wat doet de nijdigheid niet!

Hendrina Palthe woonde nog thuis toen haar zuster Aleida trouwde en naar Oldenzaal vertrok. Ze logeerde regelmatig in Oldenzaal of Uelsen en ook zij schreef regelmatig met Aleida.
Als voorbeeld een deel uit een brief en een brief die getuigt van een moeilijke beslissing.

Veel geliefde en Hooggeagte Suster,

Ik ben dinksedagmorgen om half 9 met een koetse met 4 paarden van Ulsen vertrokken en al vroegtijdig hier geweest. Het geluk heeft mij weer gedient; op den Herdenberg hebbe ik tot geselschap gekregen Dr. Sandbergen en sijn soon en heb Vader en Moeder heel wel aangetroffen, die menden dat ik uit de lugt quam regen, die konden haar geen denkbeeld maaken waar ik heen kwaam; mij lieve Suster, ik doe UWED nogmaals bedanken voor alle genoten vriendschap en beleefdheid die UWED an mij heeft believen te bewisen, wense wel eens in staad te zijn its tot dankbaarheid weerom te doen. Over een week of drie komt Vader en Moeder met broer Jan. De halsziekte is hier weer in stilstand.
We hebben appels geschud; wij hebben hier kwetsen in overvloet; komt Mandag met Juffer Nagels en Freulen Bentinck, gij sult so veel eten als U lust en so veel meedragen als gij kund.
Nu ik sal UWED de bestemde tijd te gemoete komen, enz...

Waarde en veel geliefde suster of hertenlief suster,

Wij zijn thans heel welvaaren - zal ik U eens wat seggen, lieve Suster, mijn Vader heeft na Winschem gewest, doe hebbe ik en moeder in de wedde sponnen. Ik hebbe 43 bijna en moeder 30 sonder foud en dat nog wel van 5 st uit het pd. Ei, wat segge Uw daarvan.
Suster schrieft eens of UED. Ook halsservetten met ons wilt laten maken, onse garen is rikelijk 5 st uit het pd. Sende hier neven ook boerenbontjes voor juffer Nagels en Mevrou Borgering. UWED sal ik naderhand wel besorgen. Wel mijn lieve Suster nu wenschte ik u wel eens wat neues te gaan vertellen, maar weet niet. Is de saak ik Krig gedurig briven uit Swolle, somstijds sterk versoekende, dat ik er dog zoude komen en dan eens kiven, dat op mij geen staad was te maken. Nu heeft Mevrou Scheffer weer so sterk versogt dat ik er mog te komen Nu ben geresolveert om Mandag er na toe te gaan. Versoek vnndelijk om mij witte borstrok vooral met Koop en so schilik als suster dan te Ulsen komt ook de 2 el en een vierlen kante de el van 2 gl. Ik sal UWED het verschod (voorschot) te danke voldoen. So UE commissies heeft, hoe meer hoe liever, het katoen gaaren dan ook wel besorgen.
lk soude ook aan broer geschriven hebben maar hebbe geen tijd. Wij hebben voor oom wolgaaren sponnen dat is al na Ulsen. Versoeke ook hartelijk het compliment an mijn beide mede suster.

UWED onderdanige dienaresse
Hendrina Palthe

Of voorgaande brief slaat op de keuze voor een huwelijkspartner is niet helemaal duidelijk, maar Hendrina trouwde op 26 november 1782 met Mr. Nicolaas van Rhijn, Scholtes en Secretaris van Genemuiden, daarna Raadsheer in het Gerechtshof van Overijssel, tenslotte Raadsheer Hoog Gerechtshof te 's-Gravenhage, overleden 1819 te Zwolle.

Toen Aleida's jongste broer, Ds. Johannes Palthe, benoemd zou worden als dominee te Etersheim (een klein dorpje in Noord-Holland aan de Zuiderzeekust bij Schardam, tussen Volendam en Hoorn) schreef een zekere Willem Weerman uit Enkhuizen, door zijn voorvader Henrico Palthe een verre achterneef, aan Ds. Jan Arend Palthe in Nieuwleusen onderstaande brief:

Weleerwaarde Heer en Neef,

't Was mij een bijzondere genoegen van te Genemuyden onse Neef en Nicht van Rhijn en de proponent UwEerw. Kinderen te mogen sien en leeren kennen en herdenk nog die liefderijke ontmoeting geduerig die ik te Genemuyden mogt ontwaaren, en heeft mij doen seggen, 't bloed spreekt.
Ik sal op de proponent nu niet meer boos zijn, maar sal afwachten, wat er met Oktober sal gebeuren, en heb nu een streelende hoop van UWEerw. neffens die van de familie te sien, als onse neef de proponent op sijn plaats sig bevind, met welke ik mij int vooruytsicht verbleyde, Uw Eerw. van harten gelukwensende met de bezorging van UeEerw. soon te Schardam etc.
En hoopen UwEerw, mondeling nader dieswegen te complimenteeren, want er reeds bij ons al een plan gemaakt is, als Neef Palthe word bevestigd, daar bij te sullen adsisteren so de Heer God wil, en wij leeven. Als ik geweeten had, dat Nieuw Leusen maar sulk een kleine afstand van Zwol was, is souwde UeEerw vast hebben komen sien, en dat bij welsijn mijn familie alle eens gaan sien; heb reeds met grootvaderlijke een begin gemaakt, en een deel van grootmoederlijke gesien, en heb nog aandenken van onse voorvaderen, als van Henrico Palthe van 1694, door hem selfs geschreven en ook nog Predicaties van onse overgrootvader Johannis Palthe volgens overleevering van mijn vader.
Ook nog een nieuw testament in 't Hebreeuws, dat iets raars is, 't doet mij leed van vaders bibliotheek dat ik mijn aandeel reeds so ver heb doen smelten, aan Jonge Preedicanten en om de familie is niet gedagt, want ik wilde voor een weijnig geld ‘t niet verkoopen daarom heb ik mijn goede vrienden er presenten van gedaan onder de Predicanten. Waar mijn broeders en susters deel is gebleven weet ik niet, maar wat van de voorvaderen was, heb ik uijt genomen en bewaard en sal nu voor Johannis Palthe nog wat opsoeken die een meerder recht heeft, niet omdat ik geloof, dat zijn Eerwaarde het nodig heeft, maar omdat ik het gaarne aan mijn familie geef, want ik een familievriend ben, en sterk op voorvaderlijk goed geset, ben nu al verlangende, eenige letteren van UwEerw te mogen hebben, int gepasseerde Jaar schreef ik een brief aan onse neef Palthe te Veldhuijsen om Uw Eerw soon tot ons uit te nodigen en sijn Eerw. Gaf mij ten antwoord, dat onse Jonge neef UwEerw. souw opvolgen, en siet nu moet mijn wens voldaan worden die ik deed, toen ik in de boeksaal las dat J. Palthe Proponent was geworden, dat sijn Eerw. in onze quartieren een standplaats mogt kreygen, ik wou dat het nog digter bij was, egter wij door den tijd op nader standplaats hoopen, en bidden over de eerste Gods besten zeegen, siedaar neef van mij den eersten brief, groet UwEerw hartelijk, en groet Uw Eerw Liefe Kinderen, gelijk de mijne haar compliment neffens de mijne voegen, ik omhels UwEerw. in mijn gedagten en beveele Uw Eerw God en de woorde sijner Genaade, en ben met alle Liefde WelEerw., Heer en Neef, Ew Eerw. D. W. D. En Neef.
Enkhuysen den                              Will. Weerman.
4 November 1792.

* * *

Palthe, een oud geslacht _________________________________________________________

In Ootmarsum en omgeving zijn stukken gevonden waarin vanaf 1350 namen van Palthe's voorkomen. Deze stukken bevinden zich nu in het Archief van ‘Overijsselsch Recht en Geschiedenis' te Zwolle. De voornamen Johannes, Arend, Anthonius en Bernardus komen al vanaf het begin op de stukken voor.
In 1541 zijn Bernardus Palthe, procurator van het klooster Frenswegen en Antonius Palthe, priester te Schüttorf, getuigen bij het huwelijk van weduwnaar Johan Palthe te Bentheim.
In 1544 is Johannes Palthe secretaris van drost scholte De Bever.
Vanaf 1589 is Johannes Palthe graflicher Richter zu Steinfurt und Gograf des Amts Ruschau.
In 1588 schenkt graaf Arnold II tot Bentheim "aus Gnaden" aan de grafelijke secretaris Johannes Palthe het "Kulenhaus" in Bentheim, onder voorwaarde dat Palthe "den Wegbeeken befriedigt" en de schulden aan de kerk en de pastorie overneemt.
In de jaren 1436 tot 1533 waren 3 fraters Palthe in het klooster Frenswegen bij Bentheim procurator.
In 1547 komen Johannes en Bernardus Palthe voor in het oud-archief van Ootmarsum.
Op 13 september 1577 ontvangt Everwin Palthe, oudste zoon uit het tweede huwelijk van Johannes Palthe, zijn aanstelling tot openbaar schrijver, richter en notaris van Johan Nervius, keizerlijk hof en Palzgraaf. Zijn jongste broer, Johannes, was stadssecretaris in Friedberg in de Wetterou.
Zijn zoon Everwin werd burgemeester van Enschede.
Uit deze tak zijn geleerde mannen voortgekomen die studeerden in Oxford en Parijs.
Johann Philip Palthe, die stierf in 1750, en Samuel Palthe waren grote geleerden die door de koning van Zweden in de adelstand werden verheven.

Johan Palthe zegt sedert 1596 te Ootmarsum te wonen. In 1602 betaalt hij zijn lederemmer (brandemmer); een der lasten verbonden aan het winnen van het burgerschap. Hij is rentmeester van het huis Ootmarsum, burgemeester van Ootmarsum en kerkmeester. Hij was getrouwd met Henrica van Ulzen en stierf in 1628. Hij had 5 kinderen, drie dochters, waaronder Jutta, die trouwde met Gerrit Kock, burgemeester van Ootmarsum, en twee zonen; Jan (Joan) en Johan Gerhard.
Jan (Joan) Palthe werd in 1649 begiftigd met de inkomsten der Vicarie St. Sp…. te Ootmarsum om zijn studie te Schuttorf beter te kunnen volbrengen en wel voor 6 jaren.
Johan Gerhard Palthe, geboren te Ootmarsum, studeerde theologie te Groningen en trouwde in 1631 met N. N. Schongeler. Hij werd als Ds. Gerhardus Palthe in 1634 de eerste gereformeerde predikant in Denekamp. Hij is daar 5 maart 1701 overleden. Ze kregen vier kinderen, alle zonen, waarvan de derde, Johannes Palthe zijn vader opvolgde en de 2e predikant te Denekamp werd.
Ds. Johannes Palthe, geboren te Ootmarsum in 1639, predikant te Denekamp van 1674 tot 1702, overleden 5 maart 1702, was getrouwd met Johanna van Uelsen, geboren te Uelsen in 1647 (dochter van Hendrik van Uelsen, burgemeester van Ootmarsum). Uit het huwelijk zijn 6 kinderen geboren, 4 dochters en 2 zonen.
Deze zonen zijn:
- Gerard Jan Palthe, geboren te Denekamp 21 juli 1681 - overleden te Deventer 30 juli 1767, gehuwd met Magdalena Leferinck. Hij was een goed kunstschilder, die na zijn opleiding te Amsterdam in Deventer ging wonen. Daar maakte hij vele portretten van belangrijke personen uit dit gewest en huiselijke taferelen, die de Princesse van Oranje zo goed bevielen, dat ze er twee van aanschafte voor haar kabinet op het Loo. Van zijn 6 kinderen was Jan Palthe (geboren 1719) eveneens een gewaardeerd portretschilder. Hij ging in Leiden wonen, waar hij in 1769 overleed.

Gedurende het eerste jaar van haar bestaan heeft museum Palthehof een tentoonstelling gewijd aan Gulia Palthe. Op die tentoonstelling hingen ook een aantal schilderijen en portretten. Twee daarvan, olieverf op linnen, geschilderd door Johannes Albertus Jansen Vredekoop, zijn de portretten van Ds. Johannes Palthe (geboren 1767) en zijn echtgenote Carolina Bernardina Palthe Racer (geboren 1778) - (bruikleen Stedelijk Museum - Zwolle). Bovendien hing er het schilderij 'De muntenverzamelaar' - olieverf op paneel, geschilderd door Gerard Jan Palthe (bruikleen Van Deinse Instituut - Enschede, collectie Oudheidkamer Twente), en het schilderij ‘Vrouw aan spinnewiel' - olieverf op paneel, door Jan Palthe geschilderd in 1745 (bruikleen Museum De Waag - Deventer).

- Anthony Palthe, geboren te Denekamp in 1683, burgemeester in Denekamp en daar overleden op 17 september 1763. Hij is twee keer getrouwd geweest. De eerste keer trouwde hij in 1702 met Johanna Krop (1676-1723). Uit dit huwelijk zijn twee zonen geboren:
Johannes (1731 - 1790) en Hindrik Jan (1711 - 1792). Hindrik Jan trouwde en kreeg een dochter.
Anthony trouwde voor de tweede keer in 1726 met Hendryna Schulten, geboren te Goor 7 mei 1691 overleden te Denekamp 25 februari 1782. Uit dit huwelijk werden een dochter en een zoon geboren: Johanna (1731 - 1790) en Jan Arend (1727 - 1803). (Johannes en Arend Jan zijn dus stiefbroers, waarvan een zoon en dochter samen trouwden.)

Anthonius (Anthony) Palthe toonde veel begrip voor eerlijkheid tegenover zijn kinderen. In zijn testament staat dat na zijn overlijden zijn dochter Janna eerst ƒ 1300,— moet ontvangen uit de nalatenschap, zijnde het gelijke bedrag dat zijn zoon Jan Arend gekost heeft tijdens zijn studie.
"Onsen soon J. A. Palthe heeft gekost of daartoe verschoten:

Oldenzaal en Dysenhuit
Linge
Groningen

f 400,-
f 300,-
f 600,-

Des 't oirgronde hebben wij deze getekent binnen Denecamp
                                   Den 25 Januari 1759
                                               Anthony Palthe
                                               Hendrina Scholten"

Johannes Palthe, geboren te Denekamp 6 oktober 1703 werd secretaris, later burgemeester van Oldenzaal, waar hij overleed op 23 juli 1784. Hij trouwde te Oosterhesselen op 8 september 1733 met Johanna Maria Westerlo, gedoopt te Oldenzaal 22 januari 1710, daar overleden 29 oktober 1762. (Johannes wordt door T. G. de Kempenaer-van Wulfften steeds Joan genoemd.)
Uit dit huwelijk zijn zes kinderen geboren:
- Johannes Adolph Antonius Palthe, geboren te Oldenzaal 28 maart 1734 en daar overleden 10 oktober 1754.
- Anna Palthe, geboren te Oldenzaal 13 augustus 1735, daar overleden 24 augustus 1761.
- Lucia Aleida Palthe, geboren te Oldenzaal 28 juli 1739 en daar overleden 24 januari 1772.
- Mr. Gerrit Jan Palthe, geboren te Oldenzaal 25 september 1745, overleden te Amsterdam in 1784. Hij was getrouwd met Maria Jacoba Barendts.
- Johanna Palthe, geboren te Oldenzaal 21 juli 1748 en daar overleden 9 september 1748.
- Antonie Adolph Palthe, geboren te Oldenzaal 18 april 1750 en daar overleden 2 juni 1777. Hij trouwde te Nieuwleusen op 16 november 1775 met Aleyda Johanna Palthe geboren te Nieuwleusen 13 februari 1756, dochter van Ds. Jan Arend Palthe en Johanna Mülder.
Uit dit huwelijk werd een kind geboren dat jong overleed.
Aleyda Johanna hertrouwde met Ds. Arnold van Wulfften. (Zie verder bij Jan Arend Palthe)

* * *

Jan Arend Palthe,
de overgrootvader van Gulia _________________________________________________________

Jan Arend Palthe werd op 1 november 1727 te Denekamp geboren en was van 1754 tot 1803 predikant te Nieuwleusen. Hij volgde ds. De Vries op, die hier 45 jaar predikant was geweest.
Aan zijn aanstelling in 1754 waren twee Jaren van strijd over de opvolging vooraf gegaan; strijd tussen groepen in de gemeente en daardoor tussen gemeente, classis en de Drost van Salland, die de benoeming moest goedkeuren. Hij werd de vijfde predikant van Nieuwleusen en bleef dat bijna vijftig jaar. (Meer informatie hierover in: J. ter Steege: De kerke tot Oosterveen. 1982)

Ds. Jan Arend Palthe, geboren te Denekamp
1 november 1727.
Overleden te Nieuwleusen
7 maart 1803.
Hij trouwde te Uelsen op
3 december 1753
met Johanna Mülder,
geboren te Uelsen. Zij
overleed te Nieuwleusen
op 15 juli 1791.




Ds. Jan Arend Palthe.

Uit het huwelijk werden zes kinderen geboren:
- Gerrit Palthe, geboren 21 augustus 1754 / gedoopt 25 augustus 1754 / overleden 21 februari 1755.
- Aleyda Johanna Palthe, geboren 13 februari 1756 / gedoopt 15 februari 1756 / overleden te Oldenzaal 9 februari 1824.
Ze trouwt de eerste keer te Nieuwleusen 16 november 1775 met Antonie Adolph Palthe. (Zie hiervoor).
Ze trouwt de tweede keer te Oldenzaal op 10 maart 1784 met Ds. Arnold van Wulfften, geboren te Steinfurt 3 mei 1730, predikant te Oldenzaal, daar overleden 20 januari 1789, weduwnaar van Barbara Nilant. Arnold heeft uit het eerste huwelijk drie kinderen; Arnold Albert, gedoopt 19 augustus 1759, waarschijnlijk jong overleden, Willem, gedoopt 18 januari 1761 en Maria Christina, gedoopt 2 februari 1763. Hierover geen verdere gegevens gevonden.
Uit dit tweede huwelijk werd een zoon geboren: Arnold Albert Willem van Wulfften, gedoopt 2 april 1786 / overleden 1812. Hij werd Keizerlijk Notaris te Oldenzaal (In die tijd had keizer Napoleon Nederland ingelijfd bij Frankrijk.) Hij heeft zich ingezet voor de bouw van een nieuwe Protestantse kerk voor Oldenzaal, zoals uit brieven blijkt.
Aleida werd bijna 64 jaar oud en overleefde, zonder kleinkinderen, haar beide echtgenoten en kinderen. Haar zoon Arnold werd vernoemd door haar jongste broer en zo is zijn naam tot in deze tijd blijven voortbestaan.
- Hendrina Palthe (ook wel Hendrieken genoemd), geboren 4 april 1758 / gedoopt 5 april 1758 / overleden te Utrecht 5 juni 1823. Getrouwd te Nieuwleusen 26 november 1782 met Mr. Nicolaas van Rhijn, geboren te Amsterdam in 1748, eerst scholtes en secretaris te Genemuiden, dan raadsheer in het gerechtshof van Overijssel, tenslotte raadsheer Hoog Gerechtshof te 's-Gravenhage. Overleden te Zwolle 19 januari 1819.
- Mr Gerrit Derk Palthe, geboren 4 augustus 1760 / gedoopt 10 augustus 1760 / hij wordt advocaat te Oldenzaal en daar overleden 4 oktober 1808. Getrouwd te Oldenzaal 19 november 1794 met Machtilde Nagel, gedoopt te Oldenzaal 16 januari 1763, overleden te Oldenzaal 23 januari 1799.
Uit het huwelijk worden drie kinderen geboren: Mr. Benjamin Palthe (4 mei 1796 - 18 maart 1862) rechter te Almelo. Johanna Machtilda Engelina Palthe (20 juni 1797 - 5 september 1824), trouwt met Mr. Hendrik Jan Raedt, procureur te Almelo. Zara Elisabeth Palthe (10 januari 1799 - 13 januari 1799).
Als Gerrit Derk overlijdt blijven zijn twee kinderen ouderloos achter. Aleida ontfermt zich enige tijd over Johanna. (Zie het hoofdstuk: Brieven rond Johanna Aleyda.)
- Antonia Gerhardina Palthe, geboren 12 september 1762 / gedoopt 19 september 1762 / overleden 5 augustus 1783.
- Ds. Johannes Palthe, geboren 21 februari 1767 / overleden te Oldenzaal 11 maart 1854.

Van de zes kinderen van Ds. Jan Arend Palthe werd deze jongste zoon Johannes net als zijn vader predikant en de grootvader van Gulia Palthe.


Gulia palthe voor haar huisje "Het Spijker" in Nieuwleusen.

* * *

Johannes Palthe,
de grootvader van Gulia
_________________________________________________________

Ds. Johannes Palthe bereikte de respectabele leeftijd van 87 jaar. Hij had veel grond bij Oldenzaal, in de Lutte en bij Denekamp. Men zei indertijd dat hij op eigen terrein van Oldenzaal naar Denekamp kon lopen. De Havezathe 'Borch-Beuningen' bij Denekamp werd In 1801 door hem gekocht. In 1709 was het huis al ten dele gesloopt en omstreeks 1840 werd het geheel afgebroken en werd op die plaats een eenvoudig zomerverblijf met ernaast een koeienstal en een schuurtje gebouwd. Het was een mooi terrein, vele bossen en uitgestrekte weilanden dicht bij een bocht van het riviertje de Dinkel. In 1831 kocht hij de Havezathe 'Everlo', dat wil zeggen de grond met wat daar aan gebouwen nog van over was: het bouwhuis en stallen.














Ds. Johannes Palthe



Ds. Johannes Palthe, geboren 21 februari 1767, overleden te Oldenzaal 11 maart 1854, was predikant, eerst te Etersheim, dan te Oldenzaal. Hij trouwt te Oldenzaal op 1 september 1799 met Carolina Bernhardina Racer, geboren 28 oktober 1778 te Oldenzaal en daar overleden 24 maart 1857. Zij is de dochter van Mr. Jan Willem Racer en Anna Jacoba Willemina Werndly. Uit het huwelijk komen acht kinderen: Jan Willem, Jan Arend, Johanna Cornelia, Johannes Frederik Racer, Johanna Jacoba Wilhelmina, Johanna Jacoba Gerhardina, Arnold Albert Willem van Wulfften, Carel Hendrik Bernhard.

De oudste zoon, Jan Willem, werd geboren te Etersheim op 5 september 1800 en vertrok reeds als jonge man naar Indië, waar hij op 22 mei 1822 op de rede van Batavia arriveerde. Hij werd inspecteur der tinmijnen op Banka. Na één brief is nooit meer iets van hem vernomen, behalve het doodsbericht aan de familie gezonden: Overleden te Billiton, 13 Augustus 1825.
De tweede zoon, Jan Arend, geboren te Etersheim 19 januari 1802 werd conrector van de Latijnse School te Oldenzaal en is daar overleden 24 februari 1830. Hij trouwde te Bentheim op 8 mei 1826 met Carolina Conradine Eliabeth Funck, geboren 1 september 1803. Zij bleef na het overlijden van Jan Arend in Oldenzaal wonen en werd 94 jaar oud. Uit het huwelijk komen twee kinderen: Carolina Bernhardine (9 februari 1827 - 26 december 1883), trouwde met Mr. Rudolph Berend Visser, burgemeester van Delden) en Johannes (2 februari 1829 - 16 december 1892), die als beroep 'grondeigenaar' heeft. Hij trouwt en krijgt een zoon (lederfabrikant en lid van de gemeenteraad van Oldenzaal) en drie dochters.


Arnold Albert Willem van Wulfften Palthe


Johanna Henriëtta Stork

De derde zoon is Johannes Frederik Racer (1804 - 1862) en de vierde is Arnold Albert Willem van Wulfften (1816 - 1900). Arnold is genoemd naar het jong overleden zoontje van Aleyda Johanna Palthe, en kreeg bovendien de familienaam van haar tweede echtgenoot als voornaam. Hij werd kantonrechter te Oldenzaal (1848 tot 1877), lid van de Provinciale Staten van Overijssel (1850 tot 1874), kreeg de bijnaam 'Richter' Palthe en was een zeer gezien man. Hij was gehuwd met de ook uit Oldenzaal afkomstige Johanna Henriëtta Stork. Ze kregen vier dochters en vijf zonen, waarvan drie zonen in 1873 te Almelo de Ververij en Chemische Wasserij Gebr. Palthe oprichtten.
Mevrouw T. G. de Kempenaer - van Wulfften Palthe is de kleindochter van een van deze vijf zonen.
Tenslotte de vijfde zoon, het jongste kind Carel Hendrik Bernhard (1820 - 1897). Hij is de vader van Carolina en Gulia.














Gulia Palthe voor haar huis op het bruggetje over de Buitendijksloot langs het Westeinde.

* * *

Carel Hendrik Bernhard Palthe,
de vader van Gulia _________________________________________________________

Carel Hendrik Bernhard Palthe, geboren te Oldenzaal 2 december 1820 en daar overleden 20 juni 1897. Hij trouwde de eerste keer te Oldenzaal op 17 november 1859 met Amelie Marie Emérence Michgorius, ook geboren te Oldenzaal op 24 februari 1832 en overleden 10 juli 1868. Hij trouwde de tweede keer op 14 maart 1872 met zijn schoonzus, de jongere zus van zijn overleden vrouw, Maria Emerentia Michgorius, geboren 14 juni 1839.
De moeder van Dr. Michgorius (de grootvader van Amelie en Maria) was Anna Beatrix van Wulfften, Zo kwam Van Wulfften dus via de vrouwen in de stamboom van Gulia, terwijl de naam Van Wulfften Palthe werd toegevoegd aan de tak Palthe/Racer omdat de zoon van Aleida Palthe en Arnold van Wulfften kinderloos stierf, zoals we eerder aangaven.
















Carel Hendrik Bernhard Palthe.


Uit het eerste huwelijk van Carel Hendrik Bernhard zijn drie dochters geboren, waarvan de eerste kort na de geboorte overleed en de andere twee ongehuwd zijn gebleven.
Joanette Franciska Isabella Palthe, geboren te Oldenzaal 2 april 1861, overleden 21 april 1861.
Carolina Bernhardina Palthe, geboren te Oldenzaal 30 april 1862 en daar overleden 1923.
Guillemette (Gulia) Joanette Palthe, geboren te Oldenzaal 22 oktober 1863 en daar overleden 26 maart 1928.

Carel Hendrik Bernhard was theologisch kandidaat en werd 'proponent' genoemd, dat wil zeggen: afgestudeerd voor predikant en kandidaat voor een predikantsplaats. Hij heeft maar één keer de kansel beklommen en is zich verder aan het beheer van zijn landgoederen gaan wijden. Hij jaagde veel en zijn weitas werd door dochter Gulia goed bewaard. Zijn jachtgeweer heeft ze in 1914 moeten inleveren en, zoals ze in een brief schreef, de gemeente-ambtenaren hadden groot plezier toen zij, als eerste in de stad Oldenzaal, voldeed aan het bevel tot inlevering van wapens.


Gulia Palthe op het Westeinde, nog rijkelijk voorzien van eikenbomen.

* * *

Verantwoording _________________________________________________________

Bronnen en literatuur:

T. G. de Kempenaer-van Wulfften Palthe, Het Palthe-huis aan de Marktstraat te Oldenzaal. Joppe, 1963
R. A. Olde Dubbelink, "Portret van een dame", Gulia Palthe 1863-1928. Oldenzaal, 1998
Nederland's Patriciaat, jaargang 4, 1913
Rijksarchief Zwolle
Ds. J, ter Steege, De kerke tot Oosterveen. Geschiedenis van de Hervormde gemeente Nieuwleusen. 1982
"Ni'jluusn van vrogger". Kwartaalblad voor de geschiedenis van Nieuwleusen. 1987-2, 1993-4 en 1996-2

Fotoverantwoording:

T. G. de Kempenaer-van Wulfften Palthe, Het Palthe-huis aan de Marktstraat te Oldenzaal, blz. 7, 21 40, 43, 44 en 46.
Museum het Palthe-Huis te Oldenzaal, blz. 5 en 11.
De overige foto's zijn van de Historische Vereniging "Ni’jluusn van vrogger" en zijn voornamelijk afkomstig uit het foto-album Gulia Palthe.





De redactie van het kwartaalblad van de Historische Vereniging "Ni'jluusn van vrogger" wordt gevormd door G. Bartels-Martens, M. C. Dirksen, G. Hengeveld-van Berkum, R. J. Klijn en J. W. de Weerd.

© 1998, "Ni’jluusn van vrogger".

Uitgave:

Historische Vereniging "Ni’jluusn van vrogger"
Westeinde 3
7711 CH Nieuwleusen