Jaargang 36 Nummer 1 maart 2018


* * *


NI'JLUUSN VAN VROGGER ___________________________________________________

Historische vereniging in gemeente Nieuwleusen

Kwartaalblad voor de geschiedenis van Nieuwleusen

* * *

Foto voorpagina: ___________________________________________________

Westerveen 39 en 41

* * *

DE WATERSNOODRAMP VAN 1953 ___________________________________________________

Gé Evertsen-Boer

Dit verhaal speelt zich af in Capelle, een gehucht op Schouwen-Duiveland, gelegen tussen Nieuwerkerk en Zierikzee. Gé Evertsen-Boer is daar geboren, kort nadat haar ouders vanuit Nieuwleusen er naartoe verhuisd waren. Inmiddels woont ze al weer heel lang in Nieuwleusen. Toen 65 jaar geleden de watersnoodramp plaatsvond was Gé vijf jaar oud. De gebeurtenissen hebben een diepe indruk op haar gemaakt.

Op 3 december 1947 ben ik geboren in Capelle. Mijn ouders, Hendrik Jan Boer en Katriena Groen, leerden elkaar kennen in het Westeinde te Nieuwleusen. Mijn vader was een zoon van Arend Jan Boer en Geertje Kragt. Oma Geertje is in 1937 overleden aan tbc. Mijn vader was werkzaam bij zijn vader op de boerderij. Mijn moeder ‘diende’ in het Westeinde bij Scholten en Van Leussen. Het was dan ook niet vreemd dat zij elkaar wel eens ontmoetten en zij kregen verkering. Zoals het dan meestal gaat, denken jongelui na verloop van tijd aan trouwen. Maar, zo kort na de oorlog kreeg je geen huis en Katriena wilde beslist niet bij de ouders of schoonouders in. Om dezelfde reden was een zus van Hendrik Jan naar Zeeland vertrokken. Mijn oom had daar werk gekregen bij een boer in Ellemeet. Daarbij was een dienstwoning beschikbaar. Mede door zijn toedoen kon mijn vader bij boer Boot op Capelle terecht als paardenknecht en die boer had ook een huis voor zijn knecht.

Geertje aan het strand

Het was weliswaar een onbewoonbaar verklaarde woning, maar ze waren blij met een plekje voor zichzelf. In de zomer van 1947 vertrokken Hendrik Jan en Katriena naar Zeeland en op 3 december ben ik geboren.
Capelle bestond uit een straatje met aan weerszijden huizen en verder in de omgeving ook wat huizen en boerderijen. Hoewel er een goed contact met de mensen onderling was, wilde vader toch niet zo ver van de familie blijven wonen en dat oude huis was ook niet veel bijzonders.
Als moeder zat te breien stak er zo af en toe een muis zijn kopje door het behang. Dus probeerde vader een boer te vinden wat dichter bij Overijssel. Toen boer Boot daar lucht van kreeg beloofde hij hen een beter huisje. Van oud materiaal werd een nieuwe woning gebouwd. Op dat huis hebben we tijdens de watersnoodramp van 1953 met 15 mensen op het dak gezeten en dat staat er nu nog. Dit nieuwe huis stortte niet in elkaar zoals de huizen om ons heen en zodoende kwamen wij niet in het kolkende water terecht.

Het straatje in Capelle, met ouderlijk huis voor de ramp.

Zaterdagavond 31 januari 1953 was er een uitvoering van de mandolineclub in Nieuwerkerk. Mensen uit Capelle wilden daar graag naar toe en trotseerden de harde wind. Na afloop was er nog veel meer wind en moeizaam kwamen ze weer op Capelle. Toch gingen ze allemaal slapen en dachten niet aan een dijkdoorbraak.
Zondagmorgen 1 februari moest mijn vader melken bij de boer. Hij zat nog maar net onder de koe toen Boot zei: “Maak dat je thuis komt, want het water komt”. De mensen maakten elkaar wakker met dezelfde kreet: “Het water komt!.”
Mijn vader kreeg het water al over de laarzen, maar kwam nog wel thuis. Alles werd van beneden zoveel mogelijk naar boven gebracht. Zeker ook alles voor de baby die net zes weken oud was.
Al snel moesten wij zelf ook naar boven omdat het water al naar binnen kwam. Dat beeld heb ik nog voor ogen, het water dat onder de deur door kwam . En al heel snel kwam het water de trap op, zelfs bijna tot aan de zolder. Mijn vader heeft toen nog een inkeping in de trap gemaakt, zodat je later kon zien hoe hoog het heeft gestaan. Dat hebben wij later nog weer gezien.
Toen wij daar op zolder zaten, kwamen er buren over het dak naar ons toe omdat ze hun eigen huis niet vertrouwden en dat klopte ook. Hun huizen stortten in elkaar als blokkendozen.
Mijn vader keek wel steeds door het dakraam naar buiten en zag dat het huis van Van Dienst, onze beste buren, in elkaar stortte. Ze grepen zich vast aan een stuk dak van hun huis en schreeuwden om hulp. Mijn pa en buurman Zwaal zijn toen op ons dak geklommen en gingen erop liggen. De een hield de ander vast bij de enkels en zo konden zij de familie Van Dienst uit het water trekken.
De jongste dochter Nelleke zei later: “Ik was al twee keer kopje onder gegaan en dacht: Nog één keer en dan is ‘t gebeurd met mij”. Maar haar broer Kees kon haar grijpen en ook zij kwam bij ons op zolder terecht. Kees zei later over mijn vader: “Aan die man heb ik mijn leven te danken.”
Toen vader en buurman Zwaal daar bezig waren, zagen zij ook dat de opa en oma van Nelleke van Dienst in het water lagen. Oma zat vast in een kozijn. Zij zijn weggedreven en nooit teruggevonden.
Ook zag vader buurman Van Tiggele, die vaak bij ons naar de radio kwam luisteren. Hij hing aan de dakgoot,.maar ook hij kon het natuurlijk niet houden en is verdwenen in het water. Het is heel erg om dat te zien terwijl je niet kunt helpen.
Maar wij hebben allen ons leven te danken aan mosselvisser Wim Schot. Hij woonde in Zierikzee, samen met zijn neef. Omdat het zo stormde vertrouwde die neef de dijken niet. Hij stelde voor om eens bij de dijk te gaan kijken.
Wim Schot zei later: “Wat we daar zagen was vreselijk. De hele polder vol water.” Ze hebben een roeiboot gepakt en zijn gaan varen. Overal zaten mensen op de daken en schreeuwden naar hen. “Maar”, zei Wim Schot later, “we konden er niet teveel in de boot hebben, want dan maakte hij water.” Ze brachten de mensen steeds naar de dijk en zo kon het gebeuren dat als ze een vrachtje afgeleverd hadden, een huis er dan niet meer stond en de bewoners waren verdwenen in het kolkende water.
Wij zaten inmiddels op ons dak en zagen daar die grote watervlakte. De buurvrouw naast ons had net een baby gekregen. Ze hield het in een dekentje dat steeds opwaaide. En er viel van tijd tot tijd een van de andere kinderen van het vlot af waar zij op zaten. Met Annie speelde ik wel, ook maakten wij wel eens ruzie en kreeg ik mijn eigen klomp tegen mijn hoofd. Maar ze zijn allemaal verdronken.
De vader was over het dak bij ons gekomen om kleertjes te halen voor die baby, want ze hadden weinig. Toen hij bij ons was, ging zijn huis tegen de vlakte met vrouw en kinderen. Hij werd helemaal hysterisch, wilde ook zelf het water in. Ze hebben hem toen drank gegeven, zodat hij rustig werd. Deze man heeft later een nieuw gezin gesticht. Hij heeft nooit meer over het gebeuren gepraat, tot vijftig jaar na de ramp.
Toen we met de herdenking van 50 jaar Watersnoodramp in Nieuwerkerk over de begraafplaats liepen, zag zijn dochter haar eigen achternaam op een grafsteen staan. Zij vroeg toen aan Nelleke, ons vroegere buurmeisje, hoe dat toch zat. Toen bleek dat haar vader opnieuw was getrouwd en weer kinderen had gekregen, maar daar nooit over had gepraat. Hij was blind geworden. Na de herdenking is het meisje naar huis gegaan en heeft er haar vader op aangesproken. Ze heeft hem toen meegenomen naar de begraafplaats, waar zijn vrouw en een aantal kinderen lagen begraven. Hij kon het niet zien natuurlijk, maar hem is wel verteld wat er op de stenen stond.

Wij zaten nog steeds op het dak van ons huis en waren bang dat ook ons huis het niet zou houden. Toen het eb werd zijn we, bij de mannen op de rug, naar de overkant gebracht. Daar stond een nieuwer en groter huis. Daar hebben we de nacht doorgebracht. De volgende dag kwam er een roeibootje, Wim Schot dus, die ons vanaf de dakgoot in zijn bootje heeft geholpen. Vrouwen en kinderen eerst. We zijn naar de dijk gebracht en vandaar naar Zierikzee. Ik weet nog dat mijn vader later bij ons kwam.

Alle mensen moesten naar een opvangadres worden gebracht. Zo zijn wij naar Wemeldinge gebracht. We hebben daar een aantal dagen bij de predikant onderdak gekregen. Mijn vader was heel onrustig, was hij later trouwens heel vaak, en liep elke dag naar de kade om te zien of er een boot was die ons daar weg kon halen. Dat is wel gelukt. Ik zie hem nog huilend in de kajuit zitten. Ja, dat vind je als kind heel raar, dat papa huilt.
We zijn toen naar Overijssel gebracht. Daar wisten ze maar weinig van het hele gebeuren. Vader vond het ook moeilijk dat hij daar zijn verhaal niet kwijt kon. Dat heeft hij vaak gezegd. Hoe erg het was geweest drong hier niet door en tv was er toen nog niet.
We zijn een aantal weken bij opa en oma in de Vinkenbuurt geweest, tot er in de Noordoostpolder een boer was die werk en een huis had. Zo zijn we daar terechtgekomen.

Het ouderlijk huis na de ramp

Dat ik een stil kind was en er niet op reageerde als men eens iets vroeg over de ramp is niet zo gek. Als kind had ik teveel gezien. Al die mensen en dieren in het water. Wat een angst is dat geweest.
Nog steeds heb ik contact met onze redder Wim Schot, een man van 89. Ik belde hem in februari en zei: “Als u er niet was geweest, was ik er denk ik niet meer.” Hij zei: “Ik denk ‘t ook niet.”
In 2016 hebben we hem nog bezocht. Hij woont nu in een verzorgingshuis. Daar weten ze niet dat hij ‘de redder van Capelle‘ wordt genoemd. Hij vindt het ook wel eens heerlijk om over gewone dingen te kunnen praten en niet steeds aan de ramp herinnerd te worden.
Het gehuchtje Capelle mocht niet weer worden opgebouwd. Het enkele huis dat is blijven staan en het plaatsnaambord herinneren aan de tijd dat het toch een lieflijk plaatsje was.

* * *

BELANGRIJKE SCHENKING ___________________________________________________

Op 26 januari presenteerden wij in de Palthehof de prachtige schenking van Klaas Masselink, bestaande uit 12 schilderijen en 21 tekeningen van zijn vader Jan Masselink.

Jan Masselink werd geboren op 10 augustus 1904 aan de Burg. Backxlaan, in het huis naast café De Unie, bij de brug over de Dedemsvaart. Op de lagere school vielen zijn uitzonderlijke tekenprestaties al op. Hij volgde verschillende cursussen en bezocht de Nationale Schilderschool te Utrecht. Jan Masselink werd huis- en decoratieschilder en had een schildersbedrijf, eerst tegenover z’n geboortehuis, waar nu slagerij Kouwen een winkel heeft, en later op de plek waar nu Bos Bedden is gevestigd.
In zijn vrije tijd tekende en schilderde Jan Masselink landschappen en stillevens. Na zijn pensionering verhuisde het echtpaar naar Zuidwolde, de oorspronkelijke woonplaats van zijn vrouw. Daar richtte hij zich volledig op het schilderen.
In het nieuwe gemeentehuis van Dalfsen zijn een aantal vergaderzalen vernoemd naar overleden kunstenaars uit de gemeente. In de ‘Masselink-zaal’ hangen twee tekeningen en twee schilderijen van zijn hand. Er was één schilderij aanwezig in onze collectie. Dankzij deze royale schenking kunnen we nu een goed overzicht geven van het werk van Jan Masselink. Jan Masselink is op 18 juli 1989 overleden in Hoogeveen.


* * *

KRAGTEN VAN HET WESTERVEEN - 1 ___________________________________________________

René Fokkert

Op Westerveen 39 in Nieuwleusen staat het stamhuis van de familie Kragt. De boerderij is al eeuwen de plek waar generaties van deze familie hebben gewoond en gewerkt. Dit artikel belicht de bewoningsgeschiedenis. Ook komt de verdeling in 1916 van het onroerend goed onder de vier zonen Kragt aan de orde. De laatste bewoner op dit adres met de naam Kragt is Jentje Westerman-Kragt die in 2009 overleed. Ook komt de geschiedenis van de boerderij op Westerveen 41 en haar bewoners, die sterk verweven is met die van Westerveen 39, in dit artikel aan de orde.

Inleiding
In 1639 is de Leusener Marke verdeeld. De Participanten van de Leusener Compagnie konden de scheiding en deling van de Marke afdwingen omdat ze de meerderheid van de waardelen (aandelen) in hun bezit hadden. Zij kregen de percelen in het Oosterveen toebedeeld. Het Westerveen werd in twaalf percelen verdeeld onder de overige gezamenlijke eigenaren van de Marke van Leusen.
De scheidslijn tussen de ontginning van het Oosterveen en het Westerveen was en is nog steeds de Dommelerdijk / Burg. Backxlaan (vroeger Ommerdijk). De percelen waren genummerd vanaf deze scheidslijn. Westerveen 39 en 41 waren gelegen op het vijfde perceel. Dit perceel kwam in eigendom bij de familie Van Ittersum die op het huis Gerner bij Dalfsen woonde. Het vijfde perceel werd ook wel aangeduid met de naam Wolfskeel of Wolfskiel. Dit is waarschijnlijk een verbastering van de naam Wolf van Ittersum en het feit dat het afkomstig is van zijn erfdeel.

Het is niet bekend wanneer het vijfde perceel voor het eerst bebouwd werd. Vermoedelijk gebeurde dit niet lang nadat de verdeling had plaatsgevonden. De bij de boerderij behorende gronden strekten zich uit van de Beentjesgraven (de grens met Staphorst) tot aan de Middeldijk en later zelfs tot de Kringsloot. Een behoorlijk deel van het huidige dorp Nieuwleusen is gebouwd op het grondgebied dat oorspronkelijk bij deze boerderij hoorde.
Waar de naam Kragt, vroeger ook als Cragt of Cracht geschreven, vandaan komt is niet bekend. De familienaam komt voor het eerst voor in 1663 op de lijst van huisgezinnen, opgesteld door Ds. Van Berkum.
Na de invoering van de Burgerlijke Stand aan het begin van de 19e eeuw, werd het voeren van een familienaam verplicht. Voor de duidelijkheid hebben we hieronder bij de gezinshoofden de naam Kragt toegevoegd. Voordat we de gezinnen van de bewoners van Westerveen 39 bespreken, geven we hieronder deze eerst in een schema weer.

Klaas Egberts Kragt, geb. ca 1635
X
Hilletien Peters
X 2e
Simon Jansen
      ↓
Egbert Claas Kragt, geb. 1664
X ca 1695
Jennechien Jansen
      ↓
Hermen Egberts Kragt, geb. 1695
X 1727
Willemtjen Berends, geb. 1699
      ↓
Klaas Hermens Kragt, geb. 1731
X 1764
Trientjen Peters
      ↓
Hendrik Claassen Kragt, geb. 1767
X 1e 1789
Claasje Coops Klein, geb. 1767
X 2e 1810
Jantje Alberts Stolte, geb. 1788
          X 2e 1824
          Albert de Weerd
      ↓
Gerrit Kragt, geb. 1807
X 1e 1833
Berendina Nijhuis, geb. 1807
X 2e 1853
Hendrikje Kragt, geb. 1829
      ↓
Harm Kragt, geb. 1859
X 1879
Jentje Boer, geb. 1857
      ↓
Hendrik Kragt, geb. 1888
X 1916
Klaasje Boer, geb. 1891
      ↓
Jentje Kragt, geb. 1921
X 1945
Derk Jan Westerman, geb. 1920

      ↓
Jan
Westerman
(Westerveen 39)

  ↓
Hendrik
Westerman
(Westerveen 41)
X 1973
Johanna Snijder

Havezate Oosterveen.

Claas Egberts Cragt
In 1663 wordt de eerste predikant van Nieuwleusen beroepen. Het is Ds. Arnoldus Bercumensis (van Berkum) die dan op de havezate Oosterveen woont, waar vanaf 1660 ook de kerkelijke gemeente onderdak vond. In het jaar van zijn aantreden is er door Ds. Van Berkum een lijst van huisgezinnen opgesteld. Op deze lijst zijn op nummer 24 Claas Egberts en Hilletien (ook Hillechien) Peters vermeld. Volgens de oorspronkelijke nummering van de perceelverdeling van de Leusener Marke zou dit nummer 23 moeten zijn, maar waarschijnlijk staan er twee huizen op één perceel of is er sinds 1639 een perceel gesplitst.
Het is niet bekend wanneer Claas Egberts Cragt is geboren, maar naar schatting zal dat omstreeks 1635 zijn geweest. Ook van zijn kinderen zijn niet alle doopdata vermeld door de predikant. Uit het huwelijk van Claas Egberts en Hilletien Peters zijn zeker negen kinderen geboren: Peter Klaaszen, Vrouwgien Klaaszen, Egbert Klaaszen (gedoopt 1 januari 1664), Trijntjen Klaaszen, Hendrik Klaaszen, Harm Klaaszen (gedoopt 21 juli 1667), Hendrik Klaaszen (gedoopt 12 december 1669), Aaltien Klaaszen en Gerrit Klaaszen.
Rijckelt Egberts Cracht is een broer van Claas Egberts Cragt. Volgens genoemde lijst van Ds. Van Berkum woont hij op het eerste perceel van het Westerveen, dat het erve Nyeleusen heet. Hij woont daar met zijn twee zussen Aeltie Egberts en Claessien Egberts. Later woont Rijckelt Egberts op een boerderij in Ruitenveen. Het is mogelijk dat Claas Egberts ook van het erve Nyeleusen afkomstig is.
Van Claas Egberts Cragt is bekend dat hij in 1663 diaken is. Wanneer hij overlijdt is niet bekend, maar dat zal omstreeks 1670 zijn geweest.

Simon Jansen
De allereerste vermelding van een meier (pachter) op deze plek is uit 1675. In dat jaar trouwt de weduwe van Claas Egberts Kragt, Hilletien Peters, met Simon Jansen. In de lijst van huisgezinnen van Ds. Van Berkum uit 1663 is na 1670 een wijziging aangebracht.


In de bovenste later bijgeschreven regel staat Simon Jansen. In de tweede regel 24. Claas Egberts en (later bijgeschreven:) is gestorven. Op de derde regel Hilletien Peters sijn H (huisvrouw) Lidm.
De 4e en 5e regel zijn ook later bijgeschreven.
Simon Jansen komt ook voor in het register van hoofdgeld (een soort belasting op het aantal bewoners van elk huis) en het vuursteden-Register, beide uit het jaar 1675. In het “Register der ledematen” van de kerkelijke gemeente, opgesteld door Ds. Van Rhijn in 1695, worden Simon Janzen en Hillechien Peters zijne huisv. (huisvrouw) en Egbert Klaaszen Kragt en Jennechien Janzen z.h. (zijn huisvrouw) vermeld.


Simon Jansen is tussen 1695 en 1700 overleden. In het begraafboek is opgetekend dat de weduwe Hillechien Peters op 20 februari 1700 in de kerk is begraven. Hieruit blijkt dat de familie tot de beter gesitueerden behoorde. De meeste overledenen werden op het kerkhof begraven.

In oktober 1693 laat Simon Jansen zijn testament opmaken door de schultus van Dalfsen (schultus of scholtus = schulte, een soort notaris). Onderstaand een gedeelte uit de tekst van deze akte:
Ik Albert Molkenboer etc. Scholtus van Dalfsen certificere dat voor mij en ceurnoten (getuigen) als dan Gijsbert van Rhijn en Marcus van der Vechte zijn gecompareert (verschenen) Simon Janssen op Nieuwleusen, en die heeft uit insigte van sijn swackheit en dat er niets sekerder is dan de dood nog niet onsekerder als de wijze van dien, voor en aleer hij uit desen leven te scheiden, gedisponeert (beschikt) bij middel van accoord, over sijn tijdelijke nalatenschap in navolgende manier,
Voor eirst geeft hij Simon Janssen erffelijk an sijn vrouwen soone Egbert Claas Cragt alle syne gerede en ongerede goederen als huis, schuire, barg en Schot, vervolgens paarden, beesten, wagen, ploeg, rack ende gereedschap, ’t kooren op ’t land en in ’t huis, schapen, ymen (bijen), niets in ’t kleyne of in ’t groote uitgesondert wat name het ook mag hebben.


Uit deze akte wordt duidelijk dat Simon Jansen zelf geen (dan levende) kinderen heeft. Hij vermaakt zijn bezittingen aan Egbert Claas Kragt, de tweede zoon uit het eerste huwelijk van zijn vrouw Hillechien Peters. Verder bepaalt Simon Jansen dat zijn beide zusters Jenne en Metjen Jans ieder zes Carolus guldens krijgen, evenals de kinderen van zijn overleden broer Bartelt Jans. De armen van Dalfsen (diaconie van de Dalfser kerk) krijgen vijf Carolus guldens.

Carolus gulden genoemd naar Karel V. Deze munten waren er in verschillende uitvoeringen zowel in goud als zilver.

Egbert Claas Kragt
In de hiervoor genoemde akte belooft Egbert Claas Kragt dat hij zijn stiefvader zal verzorgen in eten, drinken en kleding.
Egbert Klaaszen (Kragt) is gedoopt op 1 januari 1664. Zoals we hiervoor zagen is hij in 1695 lidmaat van de kerkelijke gemeente, evenals zijn vrouw Jennechien Jansen. Waarschijnlijk zijn ze kort daarvoor getrouwd. Uit dit huwelijk zijn vier kinderen bekend: Hermen Egberts gedoopt 6 juli 1695, Geertjen Egberts gedoopt 27 oktober 1697, Aaltjen Egberts gedoopt 10 december 1699 en Hillechjen Egberts gedoopt 14 mei 1702. Het gezin woont op nummer 24.
Huis nummer 23, de Rechterenshoeve genaamd, is in bezit van de familie Van Dongen. In 1719 verkopen de erven Van Dongen hun eigendom aan de Zwolse burgemeester Van Rijssen en factoor (zaakwaarnemer) Johannes Hanselaar. De Rechterenshoeve is dan in gebruik bij Peter Claas Kragt, een broer van Egbert. Beide broers wonen dus naast elkaar. Het achterste gedeelte van de landerijen die bij de Rechterenshoeve behoren, aan de kant van Den Hulst, wordt echter gehuurd door Egbert Claas Kragt.
De volgende vermelding die we tegenkomen is van april 1723. Dan wordt door de scholtus van Dalfsen opgetekend dat Egbert Kragt van de heer Boecop in de Broekhuizen zes roeden hooiland in de Hooislagen heeft aangekocht voor een bedrag van 600 gulden.

Hermen Egberts Kragt
Hermen volgt zijn vader Egbert Claas op als landbouwer. Hermen Egberts (Kragt), gedoopt 6 juli 1695, trouwt op 1 november 1727 met Willemtjen Berends. Zij is gedoopt 12 februari 1699 en een dochter van Berend Peters en Wychertjen Jansen. Uit het huwelijk van Hermen en Willemtjen zijn negen kinderen bekend: Klaas Harms gedoopt 10 april 1729 (jong overleden), Klaas Harms gedoopt 25 november 1731, Jennigjen Harms gedoopt 15 maart 1733, Egbert Harms gedoopt 16 mei 1734, Wygmantje (Wiegmoet) Harms gedoopt 12 augustus 1736, Hilligjen Harms gedoopt 12 oktober 1738 (jong overleden), Annigjen Harms gedoopt 18 oktober 1739, Berend Harms gedoopt 18 maart 1742 en Hilligjen Harms gedoopt 4 maart 1744. De namen Harms, Herms en Hermens worden door elkaar gebruikt.

Twee bewaard gebleven tegeltableaus uit de oude boerderij Westerveen 39.

Klaas Harms of Hermens Kragt
De oudste zoon van Hermen Egberts, Klaas Harms of Hermens, is de volgende die landbouwer wordt op Westerveen 39. Klaas Harms, gedoopt 25 november 1731, trouwt op 13 mei 1764 met Trientjen Peters. Uit dit huwelijk zijn zes kinderen bekend: Hermijna Klaassen gedoopt 31 maart 1765, Harmen Klaassen gedoopt 20 april 1766, Hendrik Klaassen gedoopt 20 december 1767, Peter Klaassen gedoopt 22 oktober 1769 (jong overleden), Peter Klaassen gedoopt 20 oktober 1771 (jong overleden) en Peter Klaassen gedoopt 10 december 1775. De naam Claas Hermens komen we voorts tegen in een in april 1780 opgemaakte akte in het oud rechterlijk archief van het schoutambt Dalfsen. Met die akte doet Gosen Derks van Nieuwleusen, weduwnaar van Aaltjen Peters, zijn boerderij over aan zijn dochter Geertjen Gosens en haar aanstaande man Hendrik Willems. Tevens wordt de voogdij voor de minderjarige kinderen geregeld. Een van de aangestelde voogden is Claas Hermens. Hij is een oom van de kinderen Gosens. Twee jaar later (in 1782) wordt er door de schultus van Dalfsen een renvooi (opmerking in de kantlijn) op de akte geschreven, waaruit blijkt dat Claas Hermens is overleden en er een andere voogd in zijn plaats is aangesteld.
In februari 1784 wordt er weer een akte op gemaakt. Op verzoek van de voogden van de kinderen van de overleden Berent Nijman en Wijgmoet Hermens (zwager en schoonzuster van Trientjen Peters) moet er een tiende part van de Kragt-boerderij uitgekeerd worden. Onderstaand de originele tekst van de akte.

Ik Gerrit Bloemendal wegens sijn hoogheid den heere Prinse van Orange etc. erfStadhouder van de provincie van Overijssel etc. etc. etc. In den tijd vervullen scholtus van Dalfsen doe cond en certificeere in en vermits desen dat voor mij en ceurnoten als waeren Willem Klaas en Harment Jansen persoonlijk in een extra geheegt (besloten) gerigte erschenen sijn Jan Klaasen en Hilghien Hermens ehelieden tutore marito (hij als voogd voor zijn vrouw) en Berent Hermens en Jannegien Hermens met Engbert Bloemendal soveel nodig in deesen als momber (voogd) geasisteert. Benevens Jan Klaas en Klaas Willems als momber over de onmondige (minderjarige) kinderen van wijlen Berent Nijman en Wiegmoet Hermens in leven eheluiden tutore marito, en leggende verder over een request (verzoek) aan zijne weledel gestrenge heere meester Egbert Seriverius scholtus van Zwolle en Zwolse carspels etc., met het daar op gevallen appointement (verzoek) in dato den 24 december 1783 waar bij aan de momber over de minderjarige kinderen wierde gepermiteert omtrent een tiende part van een erve en plaatse genaamd Klaas Hermens gelegen op Nieuwleusen met de verdere eigenaren te mogen verkopen, so dat desen comparanten te samen dan verklaarden om een welbetaalde somma van penningen waar van de eerste met de laatsten voldaan is te cederen en te transporteren, sulks doende kragt deses aan en ten profijte van Trientjen Peters weduwe van Klaas Hermens en haar erfgenamen ieder een tiende part van de bovengemelde erve en plaatse waar van de koopers de halve plaatse en een tiende part selfs toebehoort en thans door haar selfs bewoond word en verhuurt is, gelegen op Nieuwleusen sijnde het selve vrij alodiaal goed sonder beswaar of uitgaande renten als heeren Schattinge, vorders met sijne lusten en lasten, raad en onraad, van ouds daar toegehorende en hebbende comparanten belooft het selve te zullen wagten en waaren voor alle evictie of opsprake als na regten in waarhijds verkonde, hebbe ik verwalter scholtus desen getekent en gezeegeld benevens de eerste comparant uit beijder namen en de tweede en de derde comparant benevens haar verkoren momber en eerste momber voor de onmondige kinders van Berent Nijman en Wiegmoet Hermens tot meerderen zekerheid, actum Nieuwleusen ? februari 1784.

Handtekeningen en lakzegels onder de akte uit 1784.

Hendrik Claassen Kragt
Vervolgens zien we Hendrik Claassen (Kragt), gedoopt op 20 december 1767, als opvolger van zijn vader Klaas Hermens. Op 7 maart 1789 trouwt hij met Claasje Coops Klein uit Den Hulst, dochter van Coop Gerrits en Fenna Klaassen. Zij is gedoopt 15 februari 1767 en overleden op 5 maart 1808. Uit dit huwelijk zijn zes kinderen bekend: Femmigje Hendriks gedoopt 13 september 1789, Claas Hendriks gedoopt 28 november 1790, Coob Hendriks geboren 4 september 1794, Harmen Hendriks geboren 8 augustus 1800, Hermen Hendriks geboren 29 augustus 1803 en Gerrit Hendriks geboren 18 januari 1807.

Zoals in alle Overijsselse gemeenten vindt er in 1795 een volkstelling plaats. Daarbij geeft Hendrik Claas op dat er tien mensen in het huis op Westerveen 39 wonen. Helaas is er in Nieuwleusen niet bij vermeld wie dat zijn.
In 1796 koopt Hendrik Klaassen Kragt de helft van een aandeel in de Marke van Oudleusen. Onderstaand het aankoopbewijs van een halve wijde whaere, dat het recht geeft om een vastgesteld aantal stuks vee te mogen weiden in de Oudleusenermarke.

1796 Den 31 august maakt Hendrik Klaasen kragt van nieuwleusen bekend dat hij den 29 deeser van ? Hendrik kronenberg heeft aangekogt een halve wijde whaare in de oudleusener Markte voor vier honderd en negentig guld zegge ƒ 490.--.,--.
Waarvan aan mij onderschreven den 50ste penning (soort van overdrachtsbelasting) voldaan met de somme van ƒ 14.14.--.
Dalfsen den 4 dec 1797. E. Bloemendal. ?


In juni 1800 kopen Hendrik Claas en zijn vrouw Claasje Coops Klein de helft van het erve Kragt, ook het Hermen Egberts genaamd, van zijn broer en schoonzus Hermen Claas en Berendjen Jans. Onderstaand een gedeelte uit deze overdrachtsakte.

Ten noegen van verkoper te cederen en te transporteren sulks doenden in en vermits deesen aan en ten erfelijke profijte van Hendrik Claas en vrouw Claasjen Coops en derselve erfgenamen, de gerechte halfscheid van een huijs, schuiren en verdere getimmertens waarvan de anderen Halfscheid door Hendrik Claas en vrouw in eigendom word beseeten en door haar geheel bewoont en gebruikt wordende, staande op het erve Kragt of Hermen Egberts op Nieuwleusen.

In mei 1828 koopt Hendrik Claassen Kragt de dienstplicht af voor zijn zoon Hermen Hendriks. Ondanks dat er van Hermen Hendriks Kragt geen foto is, weten we door de bijgevoegde beschrijving van zijn uiterlijk wel hoe hij er ongeveer uitzag. Lengte 1 el en 670 streep (1 meter en 67 centimeter), aangezicht ovaal, voorhoofd plat, ogen blauw, neus ordinair (gewoon), mond idem, kin rond, haar blond, wenkbrauwen idem, merkbare tekenen geen.

Jantje Alberts Stolte
Nadat zijn vrouw is overleden trouwt Hendrik Claassen (Kragt), 42 jaar oud, op 16 juni 1810 met de 22-jarige Jantje Alberts Stolte. Zij is een dochter van Albert Stolte en Stijntje Alberts en geboren op 22 juni 1788.
In juni 1810 wordt er een voogdij-akte opgemaakt voor de kinderen uit het eerste huwelijk van Hendrik Claassen Kragt. In de akte worden de vier nog levende kinderen met naam genoemd. Dat zijn Klaas, Koop, Harmen en Gerrit Hendriks. Tot voogden worden benoemd Harm Klaas, een oom van vaderszijde, en Gerrit Koops, een oom van moederszijde. Als uitkering voor hun moeders portie krijgt ieder kind 200 gulden bij zijn 18de verjaardag en 60 gulden voor een bruidskleed. Bovendien krijgen de drie jongste kinderen nog wat de oudste al heeft gehad. Dat zijn een horloge en verder zilver, een gouden kist (waarschijnlijk een tabaksdoos), een bijbel met zilveren krappen en een stuk gebleekt linnen doek. Bovendien zal ieder van de kinderen tot hun 18e verjaardag in hun ouderlijk huis moeten worden opgevoed en ingeval van ziekte vrije toegang tot het ouderlijk huis hebben. Ook moeten ze behoorlijk leren lezen en schrijven. Uit dit tweede huwelijk worden nog drie kinderen geboren: Klaasje Kragt op 12 november 1813, Janna Kragt op 29 januari 1816 en Albert Kragt op 28 april 1819 en overleden 10 februari 1824.
Hendrik Claassen Kragt is overleden op 1 augustus 1823, volgens de overlijdensakte op 56-jarige leeftijd.

Albert de Weerd
Op 4 december 1824 hertrouwt de weduwe Jantje Alberts Stolte met de boerenknecht Albert de Weerd. Hij is geboren op 11 oktober 1800 in Colderveen en een zoon van Jan Evert de Weerd en Hendrikje Alberts. Uit dit huwelijk worden twee dochters geboren: Stiena op 10 augustus 1825 en Hendrikje op 6 januari 1827. Beiden zijn dus halfzussen van de kinderen uit het tweede huwelijk van Hendrik Claassen Kragt.
Albert de Weerd staat in 1832 vermeld in het eerste kadastrale register met 13.14.70 hectare in Nieuwleusen en 9.47.80 hectare in de gemeente Dalfsen, samen 22.62.50 hectare. In 1843 wordt Albert vermeld in het markeboek van de Marke van Leussen; blijkbaar had hij dus ook nog rechten in de marke.
Albert de Weerd is de enige die op de boerderij Westerveen 39 heeft geboerd zonder dat hij rechtstreeks afstamde van de familie Kragt.

Handtekening van Albert de Weerd.

De beide dochters van Albert de Weerd en Jantje Stolte trouwen op 31 december 1846. Stiena met de 40-jarige Arent van Duren en Hendrikje met de 23-jarige Hendrik Jan Schoemaker.
In Nieuwleusen speelt evenals elders de Afscheiding in de 30er en 40er jaren van de 19e eeuw. De afgescheidenen van de Nederlands Hervormde kerk worden aanvankelijk in Nederland niet erkend. In navolging van de Ommer predikant Van Raalte zoeken zij in Michigan in Amerika meer vrijheid om hun geloof te belijden. In 1847 vertrekken meerdere gezinnen vanuit Nieuwleusen naar Michigan. Ook Albert de Weerd (een van de voormannen van de afgescheidenen in Nieuwleusen) en zijn vrouw Jantje Stolte maken de overtocht naar Amerika. Beide getrouwde dochters en hun echtgenoten gaan met hen mee. Ook een van de kinderen uit het huwelijk van Hendrik Claassen Kragt en Jantje Stolte, de in 1813 geboren dochter Klaasje Kragt emigreert met haar man Harm Broek. In de Census (soort volkstelling) van 1850 van het Amerikaanse dorpje Holland in Ottawa County in de staat Michigan staan Albert de Weerd, 49 jaar farmer (landbouwer) en vrouw J.A. Stolte met dochter Hendrikje de Weerd en haar 2e man Wolter van den Haar op hetzelfde adres ingeschreven.
Voordat er geëmigreerd kan worden naar Michigan moeten de Nederlandse bezittingen worden verkocht. In de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant van eind augustus en september 1846 wordt de verkoop aangekondigd.

Volgens deze verkoopadvertentie wonen Albert de Weerd en zijn vrouw Jantje Stolte in 1846 op de boerderij Kragt. Stiefzoon Gerrit Kragt bezit dan al gronden ten westen van de landerijen van zijn stiefvader.
Op het moment dat Jantje Stolte hertrouwde zal er een verdeling van de bezittingen hebben plaatsgevonden, waarbij de kinderen hun vaders erfdeel zullen hebben verkregen. Gerrit Kragt woont bij zijn stiefvader Albert de Weerd en moeder Jantje Stolte in het voorouderlijk huis.
Albert de Weerd die in 1832 ongeveer 22 hectare grond had, heeft zijn grondbezit in 1846 inmiddels uitgebreid naar ongeveer 26 hectare.
Of de verhouding tussen stiefvader en stiefzoon erg hartelijk was valt te betwijfelen. De boerderij, waar dus ook Gerrit Kragt in woont, wordt hem “onder het gat” verkocht.
De percelen 1 tot en met 11 en 22 worden bij de eindveiling gekocht door Koop Kragt voor een bedrag van 3984 gulden ex kosten.
Perceel 1 is bouwland ten zuiden de Kringsloot groot 6.42.70 ha
Perceel 2 is bouwland ten noorden van het vorige perceel groot ongeveer 2 ha.
Perceel 3 is gras en bouwland aan de Middeldijk groot ongeveer 2 ha.
Perceel 4 is weide en heidegrond aan de Middeldijk groot ong. 1 ha.
Perceel 5 is grasland gelegen aan de dorpsweg (Westeinde) groot ongeveer 1 ha.
Perceel 6 is grasland gelegen aan de dorpsweg groot 0.82 ha.
Perceel 7 is grasland met aardappelloods en bakhuis groot 0.60 ha.
Perceel 8 is het erf met huis, berg en verdere getimmerten groot 0.20.30 ha.
Perceel 9 is bouwland achter voornoemd erf groot 3.41.81 ha.
Perceel 10 is bouwland met schapenschot groot 2.85.10 ha.
Perceel 11 heidegrond groot 1.63.84 ha.
Perceel 22 is het recht van acht schapenweiden in de Oudleuser Marke. (De kavels 18 tot en met 27 hebben allemaal betrekking op weiderechten in die Marke.)

In totaal is dit ruim 22 hectare die door Koop Kragt wordt aangekocht. Wanneer de overdracht van dit onroerend goed wordt beschreven geeft Koop te kennen dat hij dit zowel voor hem zelf als ook voor zijn broer Gerrit Kragt heeft gekocht. Gerrit heeft dan zijn vaders boerderij weer in eigendom en kan op die plek blijven wonen.
De overige percelen worden gekocht door Jan Hekman, Jan Blik, Gerrit Aarten, Teunis Snijder, Wilhelmus Snel, Harm Brouwer en Jan Adam Frederiks. In totaal brengt de veiling 5394 gulden op, welk bedrag uiterlijk op 2 februari 1847 betaald moet zijn.
Op dezelfde veilingdag wordt ook de boerderij van Albert de Weerd’s schoonzoon Arent van Duren en diens ouders verkocht. Ook zij vertrekken naar Amerika. Deze boerderij lag ten westen van het erve Kragt en strekte ook van de Middeldijk tot aan het kanaal in Den Hulst.

In november 1855 wordt er bij het kadaster een akte ingeschreven aangaande de verdeling van de onroerende goederen van wijlen Koop Kragt en zijn vrouw Aaltje Bouwmeester. Uit deze akte blijkt dat de broers Koop en Gerrit Kragt het door hun gezamenlijk aangekochte voorvaderlijke erf van Albert de Weerd nog niet verdeeld hebben.
Ook het door Koop Kragt zelf bewoonde erf is een onverdeelde boedel. Doordat Aaltje Bouwmeester, ook Aaltje Egberts genoemd, eerder getrouwd is geweest met Gerrit van Hulst, zijn er ook nog vijf kinderen uit dat huwelijk die meedelen in de boedel. Al met al een uiterst ingewikkelde beschrijving en verdeling van de gronden en gebouwen met een geschatte waarde van ruim 25.000 gulden.

In deze verdeling delen mee Gerrit Kragt (broer), Klaasje Kragt en haar echtgenoot Jan Bosch (halfzuster en zwager van Gerrit), Engbert van Hulst, Klaas van Hulst, Gerrit van Hulst, Janna van Hulst met echtgenoot Klaas Prins, Stijntje van Hulst met echtgenoot Gosen Snijder, Klaas Kragt en Harm Kragt (broers van Gerrit en Koop) en de kinderen Hendrik Kragt, Jan Kragt, Klaasje Kragt en echtgenoot Derk Hof en Mientje Kragt en echtgenoot Arend Blik.

Deel – 2 wordt geplaatst in het volgende kwartaalblad.

* * *

Even voorstellen 1 - 2 - 3 ___________________________________________________

De redactie is weer op sterkte.
De nieuwelingen stellen zich voor.

1
Met ingang van 2018 maak ik, Gea Luttels, deel uit van de redactie. Ik ben 54 jaar en getrouwd met Arie Luttels. Wij wonen letterlijk op de grens van Dalfsen en Nieuwleusen, namelijk aan de Middeldijk. Ik ben geboren en getogen aan het Oosteinde; een echte Nieuwleusense dus. Voor de genealogen onder de lezers; ik ben een dochter van Thijs Kok en Mieni Kreule.
Na een lange periode in loondienst bij verzekeraar Groene Land Achmea, werk ik inmiddels al weer 10 jaar als ZZP-er met mijn eigen bureau Lineatus Communicatie. Momenteel ben ik als coördinator verantwoordelijk voor de projecten van PEC Zwolle United, de maatschappelijke tak van de Zwolse Eredivisieclub. Dit betekent onder meer het organiseren van activiteiten voor diverse doelgroepen en het schrijven van artikelen. Daarnaast ben ik ook betrokken bij de wedstrijdorganisatie van PEC Zwolle Vrouwen.
Ik ben niet alleen werkzaam in de sport, ook als hobby is sport de rode draad in mijn leven. Na zelf volleybal en voetbal te hebben gespeeld, kwam de motorsport op mijn pad. Ik ben een van de medeoprichters van START Racing Nieuwleusen, waar jong motorsporttalent de kans krijgt hun talent verder te ontwikkelen. Inmiddels maak ik geen deel meer uit van dit team, maar ben ik samen met Arie nog regelmatig te vinden op circuits in binnen- en buitenland. Verder maak ik deel uit van de activiteitencommissie van de bedrijvenclub van voetbalvereniging S.V. Nieuwleusen.

Gea in PEC Zwolle tenue
Ik ben iemand die graag vooruit kijkt, maar ben tevens van mening dat het goed is om af en toe eens terug te blikken. De geschiedenis, zoals verhalen uit de oorlog, moeten doorverteld worden aan de jeugd. En natuurlijk is het ook gewoon leuk om verhalen uit de ‘oude doos’ te lezen. Daarom wil ik graag mijn steentje hieraan bijdragen door plaats te nemen in de redactie. En het zal u niet verbazen; om bijvoorbeeld ook eens in de sportgeschiedenis van Nieuwleusen te duiken.

2
Mijn naam is Jan Kaal en ik ben sinds het voorjaar van 2017 redactielid van het blad. Een half jaar eerder was ik ingelijfd als vrijwilliger bij het museum. Het museum had inmiddels een compleet nieuw automatisering systeem aangeschaft en het leek mij leuk om daar mee te kunnen werken.
Op dit moment ben ik 71 jaar. Tot mijn 65ste ben ik altijd actief geweest in de autobranche en heb verschillende functies gehad in de automatisering.
Ik ben geen geboren Nieuwleusenaar maar een import vanaf ongeveer 1970. Tot mijn 10e heb ik in Den Helder gewoond en ben vervolgens met mijn ouders mee naar Zwolle verhuisd. Ik kreeg wel verkering met een echte Nieuwleusense, namelijk Alie Bosch, waar ik later ook mee getrouwd ben. In 1971 zijn wij verhuisd vanuit Zwolle en in dit mooie dorp gaan wonen. Wij wonen hier nog steeds; nu in een appartement op de Grote Markt.

3
Mijn naam is Jenny Kasper.
Lange tijd heb ik elders gewoond, in verschillende plaatsen in Nederland. Het langst in de prachtige stad Utrecht. Geschiedenis heeft mij altijd geboeid. ‘Wie ben je, waar kom je vandaan’. Gebruikelijke vragen om boeiende verhalen te horen. Ik heb graag en veel gereisd. Om te ontdekken dat waar je ook komt, wie je ook bent, er heel veel overeenkomsten zijn. De plek waar je geboren wordt, de familie waarbinnen je opgroeit, de gebeurtenissen in de tijd, bepalen levens van mensen.
Bij deze stel ik mij voor als nieuw redactie lid. Ik ben een dochter van Jennigje Westerman en Bart Kasper, geboren in 1948 aan B 67 of wel het huidige Westeinde 200.
Ik heb gewerkt als verpleegkundige in verschillende instellingen, in verschillende facetten van de gezondheidszorg. Evenzo deed ik de opleiding Maatschappelijk werk om de achtergronden van mensen beter te begrijpen. Het mooie van deze nieuwe uitdaging als lid van de redactie is dat Nieuwleusen in het klein een verrassende geschiedenis heeft. Dat ik door mijn ouders en voorouders zelf verbonden ben met het verleden. Sinds september 2016 wonen wij aan de Stadhoek, in de nabije omgeving waar ooit mijn wieg stond.
Ik woon samen met mijn levensgezel Bart Stijve. Samen hebben we veel gereisd, voettochten gemaakt binnen en buiten Europa. En nog steeds gaan we op pad. We reizen uitsluitend met het openbaar vervoer, per (vouw)fiets of te voet.
Ik vind het afnemen van interviews boeiend evenals het meedenken over de inhoud van Ni’jluusn van vrogger

Jenny en Jan werken aan het kwartaalblad.

* * *

OERGEZELLIG; EEN KETTINGBERICHT ___________________________________________________

Gerrit Lubbers

De Historische vereniging Ni’jluusn van vrogger heeft regelmatig overleg met de Historische Kring Dalfsen. Dit in het kader van “Het DNA van Dalfsen-Nieuwleusen”. Deze contacten zijn nuttig en gezellig. Het is fijn om samen op te trekken en je wisselt ook gemakkelijker gegevens uit. Zo zag ik in mei 2017 een grote bult oer langs de Veldweg liggen. Ik mailde een foto daarvan naar verschillende mensen, met daarbij mijn vraag:

           “Langs de Veldweg liggen indrukwekkende bulten oer. Daar is pas flink geploegd. In het land zijn nog de oerkleurige stroken te zien. Wat zijn de blauwe vlekken die er in zitten?
Ik heb altijd begrepen dat de oer in de berm wordt gelegd zodat iedereen daar wat van mee kan nemen. Weten jullie daar wat van?”
Hier kwamen de volgende reacties op.

Ab Goutbeek, Historische Kring Dalfsen.
Wat een prachtig stukje natuurlijke ontwikkeling. Zo was dat in het gehele Dalfserveld. Eén van de trechterbekergraven was afgedekt met dergelijke platen, in plaats van hunebedstenen. Het blauwe is vivianiet, een ijzerverbinding Fe3(PO4)2. Dit ontstaat wanneer oude humus of aarde plotseling in contact komt met lucht. Het ontstaat spontaan, waar je bij staat zie je het blauw kleuren. Bij Giethoorn, waar men veen groef, gebeurde dat ook met de turf en kreeg men blauwe handen. De naam van camping De Blauwe Hand is daar een afgeleide van.

René Fokkert, werkgroep genealogie Ni’jluusn van vrogger.
IJzeroer oxideert als het in aanraking komt met zuurstof en wordt dan bruin. Het klopt dat oer binnenin soms blauw is. Door de dichtheid van het materiaal en omdat het in een zuurstofloze omgeving is gevormd in de loop van duizenden jaren is het ijzergehalte daar waarschijnlijk hoger.
Zelf hadden we vroeger grond aan de Dommelerdijk. Ook daar zat en zit veel oer in de grond. In de jaren tachtig werd het door veel mensen in de tuin gebruikt en vond men dat mooi. Als het in de berm werd gegooid waren er altijd wel mensen die het meenamen.
Ook oud ijzerhandelaren gooiden nog wel eens een paar van die brokken in hun vracht om meer kilo’s te hebben. Ik heb ergens gelezen dat het vroeger wel gebruikt werd als fundering onder de wanden van schuurtjes e.d. omdat ander bouwmateriaal te duur was en dit spul gratis.
Wij hebben aan de Dommelerdijk eens een oerbank uit de grond laten halen door loonbedrijf Van Leussen. Dat was ook in de jaren tachtig en het gebeurde met een shovel. Een tand van de bak van de shovel brak daarbij af omdat de bank te dik was. Men heeft het meeste oer laten zitten en die gedeeltes toen iets opgehoogd met grond, zodat we er minder last van zouden hebben.
Mijn buurvrouw Gé Hengeveld-van Berkum, zij woonde begin jaren veertig in de buurt van de Dedemsweg, vertelde mij dat er eind jaren dertig begin jaren veertig een spoorlijntje liep vanaf het kanaal de Dedemsvaart naar de gronden aan de Dedemsweg. Dit spoorlijntje moet gelopen hebben parallel aan of langs de Jagtlusterallee.
Er werd toen veel oer uit de grond gehaald in dat gebied, en dat werd destijds afgevoerd naar schepen in de Dedemsvaart. Dit werd voor ijzerproductie gebruikt.

Gees Bartels, voorzitter Ni’jluusn van vrogger.
Het oer werd onder andere naar Deventer verscheept, waar sinds 1795 een ijzermolen was voor de verwerking van ijzeroer. Dat werd later de oerijzergieterij en machinefabriek van Nering Bögel, de grootste gieterij van Nederland met meer dan duizend werknemers. Daar werden onder andere putdeksels voor de riolering gegoten (gietijzer is heel zwaar en de deksels blijven daardoor goed op hun plek) en brievenbussen, hekken, lantaarnpalen, locomotieven, overkappingen enz.


Willie van Oenen, Historische werkgroep Oudleusen
In het fundament van de Grote Kerk in Ommen is ook oer verwerkt. Volgens mij ging de oer destijds naar de hoogovens.
Bij een overleg over schoolprojecten van de Palthehof bij ons in Oudleusen sprak ik Joke Bos en Frieda Schuurman. Het gesprek kwam ook op de oerbrokken langs de Dedemsweg. Dat leek hen wel wat voor het museum. Op de terugweg hebben ze flink wat oer in de auto geladen. Dat ligt nu bij de Palthehof. Daar past het echt, want oer is een veel voorkomend obstakel in de landbouwgrond van Nieuwleusen. Lastig voor de boeren maar ook een stukje streekgeschiedenis.

* * *

EVERT DIJK EN DE VINKENBUURT – 4 ___________________________________________________

Vertaling Gees Bartels

Evert Dijk (1914 – 1982) groeide op in de Vinkenbuurt in de tijd dat de omgeving daar nog grotendeels uit woeste gronden bestond. In het boek: “Als de dag van gisteren; verhalen uit het leven van Evert Dijk” (Historische Kring Ommen, 2004. 172 p.) vertelt hij over zijn jeugd in de jaren 1920 – 1927. De verhalen geven een goed beeld van hoe het leven in deze omgeving er honderd jaar geleden uitzag. De verhalen zijn in het dialect van deze streek geschreven, maar hier vertaald in het Nederlands.

Naar de school in de Vinkenbuurt.

Op de eerste dag van de bloeimaand van 1920 moest ik naar de openbare school in de Vinkenbuurt. Die stond aan de Koloniedijk en was daar gebouwd in 1908.
Voor die tijd gingen de kinderen uit deze buurt naar de openbare school aan het Oosteinde bij Nieuwleusen. Daar had mijn vader vroeger ook op school gezeten. De kinderen die oostelijk van Jan Riemer woonden trokken naar de openbare school aan de Schans, aan de grindweg van Ommen naar Balkbrug.
Daar kwam echter verandering in toen de gemeenteraad van Nieuwleusen besloot dat zij de kinderen uit de gemeente Ambt Ommen niet langer op hun school in ’t Oosteinde wilden toelaten. Noodgedwongen moest de gemeente Ambt Ommen toen in de Vinkenbuurt zelf een school laten bouwen en dat hebben ze ook gedaan.
Op 25 februari 1908 werd de openbare lagere school ‘Varsenerveld’ geopend. Het was een school met twee lokalen, met daar vooraan de meesterswoning voor de hoofdonderwijzer B.B. Neuteboom.
Die school was voor mij mooi dichtbij; nog geen tien minuten lopen.

De school was tot 1963 in gebruik. Er kwam toen een nieuw schoolgebouw. Het oude schoolgebouw werd later buurthuis.
Tekst en foto’s: Harry Woertink in oudommen.nl


Een paar maanden voor mijn eerste schooldag had ik al kennis gemaakt met het witte gebouw, om er in een van de lokalen de pokken te krijgen. Zonder die pokken mocht je het verplichte onderwijs niet volgen. Een vreemd gedoe, die dubbele plicht: eerst de plicht om je te laten inenten, om daarna verplicht naar school te gaan!
Ik weet het nog goed, het was een heel gedoe: blèrende kinderen aan de rokken van hun moeder en een dokter uit Ommen met een witte jas aan, die ieder van ons vijf prikken in de linker bovenarm gaf.
Ik probeerde die dag de operatie bij mijzelf alsmaar uit te stellen door te zeggen: die eerst en dan die eerst, maar op ’t allerlaatste moest ik er toch aan geloven, want tegensputteren hielp niks. Maar ik heb niet gehuild, daar was ik veel te eigenwijs voor!
Veertien dagen later moesten alle tegen de besmettelijk koepokken ingeënte kinderen weer naar dat lokaal toe om aan de dokter te laten zien of zijn prikken ook opgekomen waren. Bij bijna alle kinderen en ook bij mij werden de prikken goedgekeurd en daar was ik maar wat blij om, want anders moest ik alles nog een keer opnieuw ondergaan en daar had ik helemaal geen zin in.
Mijn moeder kreeg een papiertje van de dokter mee naar huis, want dat moest op de eerste schooldag bij het hoofd van de school worden ingeleverd. Wat er op dat pokkenbriefje stond kon ik natuurlijk toen nog niet lezen, maar daar kwam ik later pas achter.
Er stond met deftige woorden op dat:
De ondergeteekende, Arts te Ommen gevestigd, verklaart de koepokkeninenting verricht te hebben aan Dijk, Evert, geboren den 22 juni 1914, wonende te Ambt-Ommen en zich persoonlijk overtuigd te hebben, dat zich daarna vier koepokken hebben ontwikkeld, die een zodanig beloop hebben gehad, dat zij een voorbehoeding tegen de koepokken zoveel mogelijk waarborgen. Onderaan deze verklaring stond de datum, 21 maart 1920 en de handtekening van de dokter.

Gewapend met dit pokkenbriefje ging ik op 1 mei van dat jaar naar de school, samen met mijn buurjongen en speelkameraad, Albert van Tieme Wind, waar ik al vaak mee gespeeld had. Ik kwam jammer genoeg niet naast hem in de schoolbank te zitten, waar ik op gehoopt had, maar naast Evert van Duren van de Stouwe. Wij beiden, en alle nieuwe leerlingen, kregen van juffrouw Fels elk een schone lei, een griffeldoos, een sponsdoosje en verder nog een blikken doosje met daarin losse letters met daarbij een stevige kaart met plaatjes d’r op, waaronder de volgende woorden, die ik nooit ben vergeten:

aap
teun
wei-de

noot
vuur
does

mies
gijs
hok

wim
lam
duif

zus
kees
scha-pen

jet
bok

Al op de eerste dag moesten wij de letters uit het doosje op dezelfde manier op het stuk papier leggen als de schooljuffrouw het ons op het grote bord voorin het lokaal voordeed.
Op die manier leerden wij lezen en ik kreeg het al snel onder de knie, waarbij het natekenen van de letters uit de oude boeken van mijn opa mij nu goed van pas kwam.
Om zelf de letters en woorden aan te leren gebruikten wij de griffel, om daarmee op de lei te schrijven. Na de les konden we ons gekrabbel met de natte spons uitvegen en met een zemen lapje, die ook in het sponsdoosje zat, de lei weer droog wrijven. De lei deed ook dienst bij het rekenen en tekenen. Het rekenen gebeurde de eerste tijd met een telraam.
Aan ’t einde van het eerste schooljaar maakten de lei en het sponsdoosje, waar je zo mooi bonen in kon laten kiemen, plaats voor het schrift en mochten wij met pen en inkt schrijven.
Ook de letterplankjes met aap, noot, mies, verdwenen voor het leesonderwijs en werden in de tweede klas vervangen door boekjes over Ot en Sien, later opgevolgd door Pim en Mien.
In de derde klas kwam er ook kennis der natuur bij en juffrouw Boes vertelde ons door middel van grote muurplaten over vogels, dieren, vissen en reptielen en verder over bomen, struiken en wilde bloemen.

Ik heb de drie jaar dat ik in de Vinkenbuurt naar school ging ervaren als een mooie tijd.
Ieder jaar kwam Sinterklaas op zijn verjaardag ons in het lokaal bezoeken en bracht kleine cadeautjes, een taaipop en pepernoten voor ons mee. De eerste keer, in de eerste klas, vond ik hem maar een vreemde verschijning met zijn lange rok aan, maar al snel daarna hoorde ik dat het gewoon de bakker-kruidenier Teunis Jansen was, die dan zogenaamd met de stoomboot uit Spanje helemaal naar de Vinkenbuurt was gekomen. Hij maakte ons, zo raar uitgedost, attent op onze goede en minder goede hebbelijkheden.

Zo leerde ik dus in die jaren lezen, schrijven, tekenen en rekenen. Ik vond al die vakken prachtig, vooral het lezen. Als je dat eenmaal kunt, gaat er een wereld voor je open. Dan kun je je verdiepen in de boeken en het nieuws uit de krant volgen. Van toen af aan werden de lange winteravonden in de huiskamer bij de warme kachel nog mooier!
Opnieuw ging ik snuffelen in de oude boeken uit grootmoeders kabinet en las ik de boeken uit de schoolbibliotheek. Daarnaast las ik de berichten uit de Dedemsvaartsche Courant, die twee keer per week kwam, en de stukjes uit De Wachter, een kerkelijk weekblaadje. Maar vooral ook De Automaat, het krantje dat de petroleumventer van Nieuwleusen elke veertien dagen meebracht en dat niks kostte, met zijn stripverhaal over Pijpje Drop, dat elke keer eindigde met:

Hoe het Pijpje verder gaat,
staat in de volgende Automaat.


En niet te vergeten het boekje over Piggelmee, die mijn moeder op de bij de koffiebonen gespaarde punten gekregen had en dat begon met:

In het land der blonde duinen
en niet heel ver van de zee
woonde eens een dwergenpaartje
en dat heette Piggelmee.



* * *

INHOUDSOPGAVE 2017 ___________________________________________________

Maart 2017
01 Goed veur de dag komen
08 Correctie en aanvulling
09 Landbouwvereniging Nieuwleusen en Omstreken (vervolg) door Gé Evertsen-Boer
15 Een oude groepsfoto; Personeel Coöp. Landbouwvereniging 1956
18 Landbouwvereniging Nieuwleusen en Omstreken (vervolg) door Gé Evertsen-Boer
21 Het verhaal achter de honingpers door Gees Bartels
26 Natuurhoning; gedicht door Lenze L. Bouwers
27.Evert Dijk en de Vinkenbuurt; vertaald door Gees Bartels
31 Proatende peerde door Riek van de Vegt
32 Jakob de Weerd treedt na 33 jaar af als eindredacteur.
Juni 2017
01 Het werken bij de Dedemsvaartse rokkenfabriek (DEROFA) door Rianne Bouwknegt.
03 Goed veur de dag komen; gedicht door Lenze L. Bouwers
04 Oosteinde 80, ruim 80 jaar bakkersgeschiedenis (vervolg) door Joop Klein
10 Evert Dijk en de Vinkenbuurt (vervolg 2) vertaald door Gees Bartels
15 Denkertje; puzzel door Ab Scheper
16 Een elftal van SV Nieuwleusen 1961-1962; groepsfoto
18 Uit onze collectie; Bakkersfiets en bakkerskar door Gees Bartels
21 Hendrik Muller, molenaar van De Vlijt
26 Een gondelvaart in 1935 en 1945
30 Binnengekomen reacties
31 Kunstmest door G. Steen
September 2017
65 Uitnodiging Verenigingsavond
67 Gé Hengeveld 34 jaar in de redactie
68 Komende activiteiten
71 Jagtlusterallee door Ron Klijn
73 ANWB vergat Nieuwleusen
74 Evert Dijk en de Vinkenbuurt (vervolg 3) vertaald door Gees Bartels
76 Gondelvaarten in Nieuwleusen door Jakob de Weerd